Hoofdstuk 8 Herodotus 8D: De vis
Op de vijfde of zesde dag daarna gebeurde het dat het volgende hem overkwam. Nadat een visser een grote, mooie vis had gevangen, achtte hij het goed dat die als geschenk aan Polykrates werd gegeven. Toen hij hem hem dus naar de ingang van het paleis bracht, zei hij dat hij een gesprek onder vier ogen wilde hebben met Polykrates, en toen hem dat gelukt was, zei hij terwijl hij hem de vis gaf: "Koning, toen ik deze vis had gevangen, heb ik het niet juist geacht om hem naar de markt te brengen, hoewel ik van het werk van mijn handen leef, maar hij leek mij zowel u als uw heerschappij waardig te zijn. Dus kom ik hem u brengen." Omdat deze (Polukrates) blij was (geworden) met deze woorden en antwoordde (antwoordt) hij met de volgende woorden: "Daar heb je bijzonder goed aan gedaan en (onze) dank is tweevoudig, zowel voor je woorden als voor het geschenk. En we nodigen je uit voor de maaltijd." De visser ging zeer trots daarover naar huis. Maar de dienaren komen (kwamen), als (toen) ze de vis opensnijden (opensneden), tot de ontdekking dat in zijn buikholte de zegelring van Polykrates zit (zat). Zodra ze hem hadden gezien en gepakt, brachten ze hem dolblij naar Polykrates, en vertelden hem, terwijl ze hem de zegelring gaven, op welke wijze hij was gevonden.