Hoofdstuk 6 Anakreontea 6B: Waanzin!
Sta me toe, ik smeek het je bij de goden, te drinken, in één teug te drinken; ik wil, wil waanzinnig zijn. Alkmaion en Orestes met witte voet waren waanzinnig toen zij hun moeder(s) gedood hadden; hoewel ik niemand gedood heb, maar na het drinken van rode wijn wil ik, wíl ik waanzinnig zijn. Herakles was vroeger waanzinnig, zijn geduchte pijlkoker schuddend en de boog van Ifitos. Aiax was vroeger waanzinnig, zwaaiend samen met zijn schild het zwaard van Hektor. Terwijl ik een
beker heb/met een beker (in mijn handen) en deze band in het haar, geen boog, geen zwaard, wil ik, wil ik waanzinnig zijn.