Hoofdstuk 5 Odysseia 5A: De twijfel van Penelope
Na zo gesproken te hebben, verliet ze het bovenvertrek en ging naar beneden; en steeds overwoog
haar hart, of ze haar dierbare man apart zou ondervragen, of dat ze hem, na bij hem te zijn gaan staan, zou kussen, na zijn hoofd en handen vastgepakt te hebben. En nadat ze binnengekomen was en over de stenen drempel was gestapt, ging ze vervolgens tegenover Odysseus zitten, in de gloed van het vuur, aan de andere kant; hij nu zat tegen een lange zuil, omlaag kijkend, afwachtend of zijn flinke vrouw iets tegen hem zou zeggen, nadat ze hem met haar ogen gezien had. Maar zij bleef lange tijd stil zitten, maar verbazing had haar hart bereikt; en hem met haar ogen in het gezicht kijkend, achtte zij hem nu eens gelijk, dan weer herkende zij hem niet omdat hij haveloze kleren aan zijn lijf had. En Telemachos viel tegen haar uit, nam het woord en zei: 'Moederlief, slechte moeder, die een harde geest heeft, waarom toch keer je je zo af van mijn vader? Waarom ondervraag je hem niet, terwijl je bij hem gaat zitten, met woorden en vraag je hem niet uit? Geen andere vrouw zou zo halsstarrig afstand houden van haar man, die na veel leed doorstaan te hebben in het twintigste jaar in zijn vaderland bij haar terugkeert/komt; maar jouw hart is altijd harder dan steen.' Tot hem sprak op haar beurt de zeer verstandige Penelope: 'Mijn jongen,mijn hart in mijn borst is verbaasd, en ik kan geen woord tot hem zeggen, noch hem ondervragen,
noch hem recht in zijn gezicht kijken. Maar als hij werkelijk Odysseus is en thuis komt, voorwaar dan zullen wij beiden elkaar herkennen en zelfs nog beter; want wij hebben tekens die wij beiden enkel kennen, verborgen voor anderen.'