Hoofdstuk 5 Odysseia 3C: Een roerend weerzien
De dienaressen zijn intussen bezig in het paleis, de vier die voor haar in het huis werkster zijn.
Zij kwamen voort uit bronnen en uit bossen en uit de heilige rivieren, die naar de zee stromen.
Van hen wierp de een mooie purperen kussens op de stoelen erbovenop, en eronder wierp ze een linnen kleed. De ander klapte voor de stoelen zilveren tafeltjes uit en erop plaatste zij gouden mandjes. De derde mengde honingzoete wijn in een mengvat, aangename (wijn) in een zilveren (mengvat), en zij verdeelde gouden bekers. De vierde droeg water en stak veel vuur aan onder een grote drievoet; het water werd warm. Maar toen het water kookte in de blinkende koperen ketel,
waste ze me met water uit de grote ketel, nadat ze me plaats deed nemen in de badkuip, nadat ze een aangenaam mengsel had gemaakt, vanaf het hoofd en ook de schouders, totdat ze de uitputtende vermoeidheid uit mijn ledematen had genomen. En toen zij me gewassen had en me ook glanzend ingesmeerd had met olijfolie, en een mooi bovenkleed en een onderkleed om mij heen had gedaan, deed zij mij plaatsnemen, nadat ze me ernaar toe had gebracht, op een zetel met zilveren knoppen, mooi, fraaibewerkt - en eronder was een bankje voor voeten. Een slavin goot waswater (over mijn handen), het brengend met een kan, een mooie, gouden, boven een zilveren waskom om de handen te wassen; erbij klapte ze een glad tafeltje uit. Een eerbiedwaardige huishoudster plaatste er voedsel bij, het brengend, nadat ze er veel spijzen op had geplaatst, rijkelijk gevend van wat er in huis was. Ze beval te eten. Het smaakte me niet in mijn hart, maar ik zat aan iets anders denkend, en mijn hart zag onheil. Toen Kirke me zag terwijl ik zat, terwijl ik mijn handen niet uitstak naar het voedsel, maar dat ik vreselijk verdriet had, ging ze dichtbij me staan en sprak de gevleugelde woorden: 'Waarom toch, Odysseus, zit jij gelijk aan een stomme, neerslachtig, en raak jij noch het eten aan, noch het drinken? Vermoed jij misschien een andere list? Het is helemaal niet nodig dat je bang bent. Want ik zwoer voor jou al een krachtige eed.' Zo sprak ze. Maar ik zei haar terwijl ik antwoordde: 'Kirke, want welke man, die fatsoenlijk is,
zou het over zijn hart kunnen verkrijgen eerder te eten en te drinken dan dat hij zijn vrienden heeft losgemaakt / bevrijd en ze met eigen ogen heeft gezien? Maar als jij oprecht beveelt te eten en te drinken, bevrijdt mijn vrienden, opdat ik mijn trouwe vrienden met mijn ogen zie.' Zo sprak ik, en Kirke ging door de zaal heen naar buiten terwijl ze de toverstaf in haar hand had, en zij opende de deuren van het varkenshok, en zij dreef hen eruit gelijkend op negen jaar oude varkens. Daarna gingen zij tegenover haar staan, en terwijl ze tussen hen doorging, smeerde ze op ieder een ander kruid. De haren vielen van hun ledematen, die eerder het gemene kruid had doen groeien, dat de machtige Kirke hun had gegeven; ze werden weer mannen, zij waren jonger dan daarvoor
en veel mooier en groter om te zien Zij herkenden mij en ieder drukte mij de hand; een heerlijk gehuil barstte los bij allen en rondom weergalmde het huis vreselijk; de godin had ook zelf medelijden.