Hoofdstuk 5 Odysseia 3A: Een ontmoeting met Hermes
Zo sprak hij; en ik deed een zwaard met zilveren knoppen om beide schouders, een groot, bronzen (zwaard), en ik deed pijl en boog om; hem beval ik dezelfde weg (terug) te wijzen. Maar hij smeekte, nadat hij met beide handen mijn knieƫn had gegrepen, en jammerend sprak hij tot mij de gevleugelde woorden: 'Breng mij niet tegen mijn zin daarheen, door Zeus beschermde, maar laat mij hier; want ik weet, dat jij zelf niet (ongedeerd) zult gaan/terugkomen en (dat) jij ook niet een ander van je vrienden ongedeerd zult (mee)voeren. Maar laten wij met dezen/hen hier sneller vluchten; want (dan) zouden we nog kunnen ontkomen aan de dag des onheils." Zo sprak hij; maar/en ik zei tot hem, antwoordend: "Eurylochos, blijf jij zeker hier op deze plek, etend en drinkend bij het holle, zwarte schip; maar ik zal gaan; dwingende omstandigheden zijn er voor mij."
Nadat ik zo had gesproken, ging ik weg van het schip en de zee. Maar toen ik dan op het punt stond, terwijl ik omhoog door heilige bergkloven ging, aan te komen bij het grote huis van Kirke die veel toverkruiden kent, toen kwam Hermes met de gouden staf mij tegemoet, terwijl hij op weg naar het huis ging, lijkend op een jongeman, die pas een snorretje begint te krijgen, van wie de jeugd zeer bekoorlijk is; hij drukte mij de hand, nam het woord en zei: "Waarheen ga je nu weer, rampzalige, in je eentje over bergtoppen, terwijl je onbekend bent met de omgeving? Jouw vrienden hier zijn opgesloten in het huis van Kirke als zwijnen, in stevige varkenshokken. Je gaat zeker daarheen om hen te bevrijden? Maar ik zeg dat jij niet zelf zal terugkeren, maar jij zal blijven, juist waar (de) anderen (zijn). Maar kom, dan zal ik jou beschermen tegen rampen/ellende en ik zal jou redden; kijk, ga met dit goede kruid naar het huis van Kirke, (dit kruid) dat voor jou de dag des onheils van het hoofd zal afweren. Ik zal jou alle snode plannen van Kirke vertellen. Zij zal voor jou een brouwsel maken, en zij zal bij het voedsel toverkruiden doen; maar toch zal ze jou niet kunnen betoveren; want niet zal dat toelaten het goede kruid dat ik jou zal geven, en ik zal ieder detail vertellen. Wanneer Kirke jou met (haar) zeer lange (tover)staf zal voortdrijven, trek jij dan je scherpe zwaard van je dijbeen en spring op Kirke af, alsof je verlangt haar te doden. Zij zal, terugdeinzend, (je) verzoeken (met haar) naar bed te gaan. Weiger dan daarna het bed van de godin niet meer,
opdat ze voor jou je vrienden bevrijdt en jouzelf verzorgt; maar draag haar op de grote eed der gelukzaligen te zweren om verder geen slecht leed voor jou zelf te verzinnen opdat ze jou niet ontmant, nadat je je uitgekleed hebt." Nadat hij zo dan gesproken had, gaf de Argosdoder (hem) een kruid na dat uit de grond te hebben getrokken, en toonde hij mij de natuur/aard ervan.
Het was aan de wortel zwart, maar/en de bloem was gelijkend/leek op melk; de goden noemen het 'moly'. Het is moeilijk om het uit te graven, tenminste voor stervelingen, maar de goden kunnen alles.