Hoofdstuk 5 Ilias 4E: Hektors laatste wens
Categorie: Boek > Pallas > Druk 1: boek 3
En de speer, zwaar door brons, sneed niet de luchtpijp eraf zodat hij hem iets kon toespreken, terwijl hij antwoordde met de woorden. Hij stortte neer in zand en stof. Hij sprak trots, de edelgeboren Achilles: "Hektor, maar zo dacht jij, nadat jij Patroklos van zijn wapenuitrusting hebt beroofd, behouden te zullen zijn, en jij was helemaal niet beducht voor mij terwijl ik ver weg was, dwaas; ver van hem vandaan ben ik achtergelaten als veel betere metgezel bij het gewelfde schip die jou deed bezwijken, de honden en roofvogels zullen jou op schandelijke wijze verscheuren, en de Grieken zullen hem de laatste eer bewijzen." Hektor, de zieltogende met de fonkelende helm zei tegen hem: "Ik smeekte bij het leven en knieën en bij jouw ouders, jij moet niet toestaan dat de honden mij verscheuren bij de schepen van de Grieken, maar jij moet en brons en genoeg goud aannemen, geschenken die mijn vader en machtige moeder zullen geven aan jou, jij moet mijn lichaam mijn huis weer geven opdat de Trojanen en echtgenotes van de Trojanen mij deel laten krijgen aan het vuur, nadat ik dood ging." De wat voeten betreft snelle Achilles zei met dreigende blik tegen hem: "Jij moet mij niet smeken bij de knieën, hond en niet jou ouders. Moge op de een of andere manier woede en moed mijzelf aansporen rauw vlees te eten, nadat ik het had af gesneden, om wat je me hebt aangedaan, want er is niemand die honden af kan weren van jouw hoofd, ook niet als iemand het tienvoudig of twintigvoudige losgeld zou betalen terwijl zij het daar brengen, en zij beloofden ook andere dingen, ook niet als de afstammeling van Dardanos, Priamos beveelt jou zelf in goud af te wegen; de machtige moeder zal niet jammeren nadat zij jou, die zij zelf baarde, neerlegde op bed, maar en honden en vogels zullen alles verslinden.
Tot hem sprak stervend Hektor met de fonkelende helm.: Ik heb inderdaad een voorgevoeld, omdat ik jou goed ken, en ik verwachtte dan niet jou te zullen overreden, want voor jou is werkelijk een hart van ijzer in jouw binnenste. Pas nu op dat ik niet voor jou op enige wijze een oorzaak van toorn van de goden wordt, op die dag, wanneer Paris en Foibos Apollo jou, hoewel je dapper bent, zullen doden bij de Skaïsche poort." Nadat hij dus zo had gesproken, bedekte het doodseinde hem; zijn ziel was, nadat hij uit zijn lichaam was gevlogen, naar de Hadels gegaan, zijn lot bejammerend, nadat hij zijn moed en jeugdige kracht verlaten had. Tot hem, ook al was hij dood, sprak de schitterende Achilles: "Wees dood: ik zal mijn lot dan ontvangen, wanneer Zeus het wil voltrekken en de andere onsterfelijke goden."