Hoofdstuk 10 Lysias Eratosthenes 2F: Eufiletos neemt wraak
Een hierna gingen er vier of vijf dagen voorbij... zoals ik jullie met lange bewijsvoeringen zal aantonen. Maar eerst wil ik de dingen die op de laatste dag gebeurd zijn vertellen. Sostratos was een goede vriend van mij. Na zonsondergang kwam ik hem tegen toen hij van het land kwam. Omdat ik wist dat hij als hij op dat tijdstip thuis kwam, thuis de hond in de pot zou vinden, verzocht ik hem samen te eten. En nadat wij naar mijn huis waren gegaan, en nadat wij naar boven waren gegaan, aten wij samen. En toen hij genoeg had, ging hij weg, en ik ging slapen. En Eratosthenes, heren, kwam binnen, en het dienstmeisje, nadat ze mij onmiddellijk had gewekt, deelde mij mee dat hij binnen was. En nadat ik haar gezegd op de deur te letten, ging ik stil naar buiten, nadat ik naar beneden was gegaan, en ik kwam bij deze en gene en trof sommigen niet thuis en ik vond uit dat anderen zelfs niet in de stad waren. En nadat ik zoveel als maar mogelijk
van de aanwezigen had meegenomen, ging ik. En nadat we fakkels genomen hadden uit de dichtsbijzijnde winkel, gingen we naar binnen, terwijl de deur open was en in gereedheid gebracht door het mens. En nadat we de deur van de slaapkamer opengestoten hadden, zagen degenen van ons die het eerst binnenkwamen hem nog naast mijn vrouw liggen, degenen die later
binnenkwamen zagen hem naakt op het bed staan. En ik, heren, gooide hem; nadat ik hem een klap gegeven had op de grong en nadat ik zijn beie armen naar achteren gedraaid had en vastgebonden had, vroeg ik, waarom hij brutaal handelde toen hij mijn huis binnen ging (de brutaliteit had om mijn huis binnen te gaan). En hij gaf toe dat hij onrechtvaardig handelde en smeekte en bad hem niet te doden, maar geld te eisen. En ik zei: "Niet ik zal je doden, maar de wet van de stad, die jij, door hem te overtreden, minder waard hebt geacht dan je genoegens
en je hebt er eerder voor gekozen een dergelijke misdaad te begaan tegen mijn vrouw en mijn kinderen dan de wetten te gehoorzamen en fatsoenlijk te zijn.