Hoofdstuk 1 Nieuwe Testament 5: De Judaskus
Terwijl hij nog aan het spreken was, zie daar kwam een menigte aan en hij genaamd Judas, een van de twaalf, ging hen vooraf en hij naderde Jezus om hem te kussen. En Jezus zei hem: “Judas, lever jij met* een kus de Mensenzoon uit?” Toen degenen om hem heen hadden gezien wat er ging gebeuren, zeiden ze: “Heer, als wij er eens met het zwaard op inslaan?” En een van hen sloeg in op de slaaf van de hogepriester en ontnam hem van zijn rechteroor. En Jezus zei ten antwoord: “Laat het/hem tot zover.” En nadat hij het oor had aangeraakt genas hij hem. En Jezus zei tegen degenen die bij hem kwamen, de hogepriesters en de officieren van de tempel en de ouderen: “Zijn jullie weggegaan met messen en knuppels als ben ik een misdadiger? Hoewel/Toen ik dagelijks bij jullie in de tempel was, hebben jullie je handen niet naar mij uitgestrekt; maar dit is jullie uur en de macht van de duisternis.”