Hoofdstuk 1 Nieuwe Testament 3: De overspelige vrouw
Categorie: Boek > Pallas > Druk 1: boek 3
En de schriftgeleerden en de Farizeeërs brachten een vrouw naar Jezus, die betrapt was op overspel (die vrouw dan) en ze zetten haar in hun midden en zeiden hem: “Meester, die vrouw is op heterdaad (toepasselijk!) betrapt terwijl zij overspel pleegde; en in de wet heeft Mozes ons opgedragen om zulke vrouwen te stenigen; wat zeg jij dus?” En ze zeiden dat, hem op de proef stellend, opdat zij hem konden beschuldigen.

En Jezus boog zich voorover en schreef met zijn vinger op de grond. Maar toen zij doorgingen met hem te vragen, richtte hij zich op (fout in het Hulpboek) en zei hij tegen hen: “Degene van jullie die zonder zonden is moet als eerste de steen naar haar werpen.” En hij boog zich weer voorover en schreef verder op de grond. En toen ze dat gehoord hadden, gingen ze 1 voor 1 weg, en ze begonnen bij de ouderen, en hij werd alleen achtergelaten, en de vrouw die in hun midden was.

En Jezus richtte zich op en zei tegen haar: “Vrouw, waar zijn ze? Heeft niemand je veroordeeld?” En zij zei: “Nee/Niemand, heer.” En Jezus zei: “Ook ik veroordeel je niet; ga heen en zondig vanaf nu niet meer.”