Hoofdstuk 26, tekst C
Datgene wat in staat is met het verstand vooruit te zien, is van nature overheersend en leiding gevend, en datgene wat in staat is met zijn lichaam zich in te spannen, wordt van nature overheerst en is slaaf(s).
Het is noodzakelijk dat diegenen verbonden worden die niet zonder elkaar kunnen bestaan,
5 zoals een vrouw en een man omwille van de voortplanting, het van nature heersende en dat wat van natuur overheerst wordt wegens het behoud.
Daarom ook is voor de heerser en de slaaf hetzelfde van belang.
En het is duidelijk, dat vanaf de geboorte het ene van aard is om te worden overheerst, en het andere om te overheersen. En er blijken vele soorten
10 (van) overheersers en ondergeschikten te zijn. Omdat het zonder de noodzakelijke goederen onmogelijk is zowel te leven als ook goed te leven, is het bezit voor de heer des huizes een werktuig voor zijn levensonderhoud. Van de werktuigen zijn sommigen levenloos, anderen,
levend, zoals voor een stuurman het stuur een levenloos (werktuig) is, maar de onderstuurman
15 een levend werktuig is. Terwijl er nu vele soorten bezitting en werktuigen zijn, is de slaaf een levend bezit en hij is de bediener van de werktuigen. Als namelijk elk van de werktuigen op bevel of door eigen inzicht zijn eigen werk kon verrichten- zoals
20 Homeros zegt dat de tafeltjes van Hefaistos zich vanzelf verplaatsten/gingen-, als dus op die manier de weefspoelen zelf weefden en de plectra/ums zelf citerspeelden, dan zouden noch de aannemers assistenten nodig hebben, noch de meesters slaven.