Hoofdstuk 16, tekst B: taaloefening
A
1.wij konden
2.jij kon
3.jij moet kunnen
4.hij was bang
5.hij is bang
6.jullie wilden
7.jullie willen / Wil!
8.jij was bang / Wees bang!
9.zij wilden
10.jullie waren bang
B
1. eboulesqe ; jullie wilden
2. afikneito ; hij was bang
3. eboulomhn ; ik wilde
4. edunanto ; zij konden
5. afiknou ; jij was bang
6. edunameqa ; wij konden
C
1. ik stond op ;anistamai
2. hij wist ;epistamai
3. zij leidden ;hgoumai
4. wij schaamden ons ;aidoumai
5. jij (ver)scheen ;fainomai
6. hij ging/bleef staan ;istamai
7. jullie pakten vast ;aptomai
8. hij werd wakker ;egeiromai
9. wij spoorden aan ;parakeleuomai
10.zij kwamen aan ;afiknoumai
D
1. leiden ;hgoumai
2. jullie gaan staan; jullie gingen staan; ga staan! (mv) ;istamai
3. jij stond op; sta op! ;anistamai
4. jij leidde; leid! ;hgoumai
5. jij raakt aan; jij pakt vast ;aptomai
6. hij lijdt ;pascw
7. zij waren afwezig ;apeimi
8. jullie trouwen (met); trouw (met)! (mv) ;gamew
9. jij weet ;epistamai
10. zij raken aan; zij pakken vast ;aptomai