Hoofdstuk 31, tekst B: De lichamelijke opvoeding
Het is duidelijk dat de kinderen eerder in zaken betreffende het lichaam dan betreffende het verstand moeten worden opgevoed. Daarom is het nodig dat zij aan de trainer en de gymnastiekleraar worden overgeleverd. Van de steden die zich het meest toeleggen op (de zorg voor) kinderen, brengen sommige atletische vaardigheid bij, waarbij zij de vormen en de groei van de lichamen benadelen. De Spartanen hebben deze vergissing niet gemaakt, maar zij maken hun kinderen dierlijk / tot dieren door hun inspanningen, omdat dit volgens hen het meest bijdraagt tot dapperheid. Toch is het fout dat ze (de kinderen) met het oog op (slechts) één deugd worden opgevoed. Men moet de sportbeoefening dus als volgt toepassen: tot de puberteit moet men gebruik maken van lichtere oefeningen en een dieet en zware inspanningen verbieden, opdat niets de (lichamelijke) groei verhindert. Dit is het bewijs: onder de winnaars op de Olympische Spelen zijn er twee of drie, die zowel (bij) mannen als (bij) de junioren hebben overwonnen. Wanneer immers jonge mannen teveel trainen, neemt hun kracht af door de noodzakelijke oefeningen. Maar wanneer zij na hun puberteit drie jaar bij de andere studies zijn geweest, dàn is het gepast hun lichamen te trainen door middel van inspanningen en strenge diëten. Men moet zich immers niet tegelijkertijd zowel met de geest als met het lichaam inspannen. Want lichamelijke inspanning belemmert de geest en het lichaam wordt belemmerd door de geestelijke inspanning.