Hoofdstuk 27, tekst A: Bruggen over de Hellespont
Toen Xerxes had vernomen dat deze ramp was gebeurd, beval hij erg woedend de Hellespont 300 zweepslagen toe te dienen. Hun die dat deden beval hij de volgende goddeloze woorden te zeggen: "Bitter water, de heerser straft jou op deze manier, omdat jij hem onrecht hebt aangedaan, terwijl jij niets onrechtvaardigs van hem hebt ondervonden. En koning Xerxes staat op het punt jou over te steken, of jij het nu toelaat of niet: niemand van de mensen eert jou dus op rechtvaardige wijze door (aan jou) te offeren, omdat je een vieze en zoute rivier bent." Hij beval op deze wijze de zee te straffen en van de bouwmeesters van de bruggen de hoofden af te hakken. En toen de andere bruggen gereed waren, zette Xerxes zich in bewegingnaar Abydos. Daar aangekomen wilde hij het gehele leger bekijken. Zittend dus op een heuvel op een zetel van witte steen (= marmer) en neerkijkend over het strand bekeek hij zowel de infanterie als de schepen en al kijkend, kreeg hij het verlangen om een wedstrijd tussen de schepen te zien. Toen deze plaatsvond en de Foiniciƫrs wonnen, verheugde hij zich over de strijd. Toen hij zag dat de gehele Hellespont door/onder de schepen was verborgen, en alle kusten en de vlakten vol waren met mensen, prees hij zichzelf gelukkig en barstte daarna in tranen uit.