Hoofdstuk 26, tekst C: De helden van Marathon
De strijd in Marathon heeft Eukleès bericht in de stad: ze zeggen, dat hij, nadat hij met wapens/gewapend, (nog) warm, van de strijd was weggerend en de deur (het huis) van de bestuurders was binnengevallen, alleen maar zei: "Gegroet, wij hebben gewonnen", en dat hij direct daarna de laatste adem uitblies. De strijd was fel: want van de soldaten van de koning sneuvelden er ongeveer 6400, van de Atheners (sneuvelden) 192 (soldaten). Vanwege de moed in de strijd zijn de graven van de gesneuvelde Atheners in de vlakte van Marathon, en op de graven staan grafstenen die de namen vermelden en de deme van ieder/waar ieder bij hoorde. En één graf is voor de Plataiërs en hun slaven: want destijds hebben zelfs slaven voor het eerst (mee)gestreden. Zoals men zegt is het daar mogelijk gedurende de nachten hinnikende paarden en strijdende mannen waar te nemen. De bewoners van Marathon vereren degenen die in de strijd zijn gestorven als helden. En Simonides, de dichter, heeft deze aangename/mooie opschriften gedicht: "'Doordat de zonen van de Atheners het leger van de Perzen hebben vernietigd, hebben zij een smartelijke slavernij voor het vaderland afgeweerd." "De Atheners bij Marathon, strijdend ter verdediging van de Grieken, hebben de macht van de met goud behangen Perzen verpletterd."