Hoofdstuk 23, tekst A: De stad Athene
De weg die leidt naar de stad van de Atheners is mooi, geheel langs akkers lopend met een lieflijke aanblik. De stad zelf is niet goed voorzien van water en slecht ingedeeld. De meeste huizen zijn eenvoudig, weinig zijn nuttig. Daarom kunnen de vreemdelingen die Athene voor het eerst zien niet geloven dat dit de beroemnde stad van de Atheners is. Maar na een poosje is het voor allen onmogelijk het niet te geloven: want het theater, groot en ook bewonderenswaardig, en de tempel van Athene, het zogeheten Parthenon, liggend bovenaan het theater, doen groot ontzag aan degenen die het geheel bekijken. Bovendien maken de drie sportscholen, de Academie, het Lyceum en de Kunosarges -ze liggen vol met bomen en hebben weiden- en vele en allerlei soortige feesten de bewoners blij. Wat er uit de aarde komt is vrij karig. Maar de schouwspelen en de vrije tijd doet voor het volk de honger niet voelbaar zijn; doet het eten vergeten: niemand heeft bezittingen als de stad zoveel genot verschaft. Dus kortom: zoveel als de andere steden en ook in levenswijze op de akkers verschillen, zóveel de stad van de Atheners alles van de andere steden overtreft. Maar men moet alleen oppassen voor de publieke vrouwen. Door deze zijn velen op aangename wijze ongemerkt omgekomen!