Hoofdstuk 3, tekst C
1. Herakles draagt zijn knots.
2. Herakles gaat naar het beest toe,
3. en hij vlucht niet voor het gevecht.
4. Nu heeft de leeuw angst.
5. De leeuw vlucht naar de grot.
6. Ook Herakles gaat naar de grot, daar begint het gevecht.
7. Herakles pakt het beest vast en wurgt het.
8. Nu red de huid het beest niet.
9. Herakles draagt het beest naar Mykene.
10. Waarom doet Herakles dat?
11. Daar zit zijn heerser te wachten.
12. De heerser is Eurystheus.
13. Herakles brengt het beest naar de heerser toe.
14. Herakles roept de heerser.
15. Eurystheus merkt het beest op en vlucht,
16. Waarom doet Eurystheus dat?
17. De heerser heeft angst.