Hoofdstuk 13, tekst B
Als tweede in de vergadering sprak Odysseus: "Jij, Ajax, praatte over daden en
woorden. Je sprak over dapperheid en lafheid. Inderdaad is Ajax sterker en groter dan ik; Maar, mannen, is Ajax daardoor beter dan alle Grieken? Nee, bij Zeus! maar ik voer geen oorlog als een zeer wild dier, zoals Ajax.
Vinden jullie mij daarom laffer dan Ajax, mannen? Nee, want door mijn wijsheid kan ik meer Grieken redden dan Ajax. Want ik bespioneerde de situatie in Troje, en door dat begrijpen wij de oorlog beter. Jij, Ajax,
helpt de Grieken met dappere daden, ik met wijsheid en listen.
Wie van beiden is beter in het gevecht?
oordeel maar, dappere leiders, brengen wij door dapperheid of door wijsheid de meeste schade toe aan de vijanden?"
De meeste van de leiders meenden, dat Odysseus het beste sprak: zo kenden ze dus de wapens aan hem toe.
Ajax sprong op en sprak: "Jullie doen groot onrecht, mannen. Nu beschouw ik
jullie allen als vijanden, niet meer als vrienden, want jullie behandelen mij zeer
onrechtvaardig." Daarna verliet hij de vergadering met grote woede.