Hoofdstuk 12, tekst A
Plotseling zag Achilles een geest in zijn slaap. De schim was in alle opzichten gelijk aan Patroklos en zei tegen hem: ''Slaap jij Achilles? Ben jij niet meer bezorgd om mij na mijn dood? In het leven was jij mijn vriend. Ik smeek je. Begraaf mij snel! Want nu ben ik aanwezig voor de deur van het dodenrijk, maar de zielen van de andere doden verhinderen mij naar binnen te gaan. Ook vraag ik je iets anders. Want het is ook jouw lot om in Troje te sterven. Begraaf dus mijn lichaam niet apart maar samen met jouw lichaam in één grafurn. Want zoals Peleus, jouw vader, mij met jou opvoedde, wij waren in het leven als kinderen altijd samen, zo verwacht ik dan ook samen in één grafurn met jou samen te zijn, Achilles.'' Achilles antwoordt aan zijn vriend: ''Waarom kom jij terug naar mij, vriend Patroklos, en vraag jij mij dit? Maar ik zal dit doen, zoals jij dat beval. Maar kom naderbij!'' Daarna strekte Achilles zijn armen uit naar zijn vriend, maar was niet in staat hem vast te pakken: want de schim daalde al als rook van de aarde af naar beneden.