Met. 6.286-301: De straf van Diana
Zo had zij gesproken en meteen klonk er een pees van een gespannen boog; deze verschrikte behalve Niobe alleen allen hevig: zij is moedig in haar ellende. De zusters stonden met donkere kleren voor de lijkbaren van hun broers met loshangend haar. Van hen viel er eentje, terwijl ze de pijlen die vastzaten, uit haar ingewanden probeerde te trekken, stervend machteloos neer met haar gelaat op haar broer; een ander, die probeerde haar ongelukkige moeder te troosten, zweeg plotseling en kromp ineen door een onzichtbare wond. (En ze hield haar mond in een kramp gesloten, totdat haar levensadem haar verliet.) Deze stort in, terwijl ze tevergeefs vluchtte, deze sterft op haar zuster; deze verbergt zich, die zou je zenuwachtig heen en weer kunnen zien lopen; en nadat er zes aan de dood waren gegeven en verschillende wonden hadden geleden, bleef de laatste over: terwijl de moeder deze met haar hele lichaam, met haar hele kleed beschermde, riep ze: 'Laat er eentje over, en wel de jongste! Van de velen vraag ik de jongste en slechts één.' En terwijl ze het vraagt, sterft degene voor wie ze het vraagt.