Met. 6.366-81: De wraak van Latona
Woede stelde de dorst uit; en de dochter van Coeus smeekt immers niet meer de mensen die dat niet waard zijn, en niet langer verdraagt zij het woorden beneden de waardigheid van een godin te zeggen en haar handpalmen naar de sterren opheffend, zei ze: 'Mogen jullie voor eeuwig in deze rotpoel leven!' De wensen van de godin komen uit: ze hebben er plezier in om onder water te zijn en nu eens hun ledematen helemaal onder te dompelen in het diepe moeras, dan weer hun hoofd te voorschijn te laten komen, dan weer om aan de oppervlakte van het water te zwemmen, dikwijls om bovenop de oever van de poel te gaan staan, dikwijls om in het ijskoude water terug te springen; maar ook nu nog oefenen ze hun schandelijke tongen met scheldwoorden en nadat hun schaamte verdreven is, proberen zij, hoewel ze onder water zijn, onder water kwaad te spreken. Ook hun stem is nu schor en hun opgezwollen nekken blazen op en de scheldwoorden maken de wijd openstaande bekken breed. Hun ruggen raken hun hoofd aan, de nekken schijnen er tussenuit genomen, hun rug is groen, hun buik, het grootste gedeelte van hun lichaam, is wit, en als nieuwe kikkers springen zij in het modderige water.