Hoofdstuk 6: Martialis, Tekst 16
Mijn Rome prijst, bemint, bezingt onze (dichterlijk meervoud) boekjes, en ik ben (aangevuld) in elke borstplooi, iedere hand houdt mij (het boekje van M.) vast.
Kijk daar wordt een zeker iemand rood, hij is bleek, hij staat stomverbaasd, hij spert de mond wijd open, hij haat (mij). Dat wil ik: nu, op zo'n manier bevallen mijn gedichten me wel.