Hoofdstuk 7, tekstblok: De brief
Categorie: Boek > Lingua Latina > Boek 1
Reeds heeft Marcus de brief, en leest al:
‘Aemilia groet haar Marcus hartelijk.
Ik ben bedroefd, omdat ik niet meer met Afra kan wandelen,
omdat ik niet vaak kan schrijven.
5 Maar Megaera ziet alles, hoort alles en let op alles.
«Een meisje», zegt ze, «kan niet alleen wandelen.
Er kunnen immers veel slechte dingen op het forum en [veel]1 in de straten gebeuren.
Blijf dus (thuis), zwijg en wees tevreden!
Hier kun je lezen en studeren.»
10 Dus kunnen we niet samenkomen, we moeten wachten.
Maar vaak bid ik zo / als volgt tot de goden:
«Goede goden, jullie die alles kunnen geven, alles kunnen weigeren: Bevrijd (mij)...»
En toch kan ik / Ik kan echter de brief niet afmaken:
Megaera komt er al aan! Het beste!’
15 ‘Richt Megaera te gronde!’ zegt Marcus,
‘en bevrijd Aemilia van de/die slechte vrouw, alle goden en godinnen!’
Dan gaat hij naar de tempel van Venus en bidt voor de tempel als volgt:
‘O Venus, U roep ik (aan), want U alleen kunt Aemilia van haar zorgen bevrijden.
U beschermt alle mensen, als ze verliefd zijn.
20 Wat is het leven zonder U?
Wie immers brengt de liefdes / verliefdheden tot stand behalve U?
Wie kan ik dus (aan)roepen, als ik bedroefd ben, behalve U?
Van wie kan ik hulp verwachten behalve van U?
Verblijdt Aemilia U niet dikwijls met offers?
25 Ga ik niet vaak naar uw tempels?
Bent U dan niet tevreden met onze offers?
Verwacht U duiven? Verwacht U een lammetje?
Ik heb geen overvloed aan rijkdom / ik ben niet rijk, ik heb geen geld.
Toch beloof ik U één lammetje en bid ik als volgt:
30 Luister, Venus, grote godin! Van U alleen verwacht ik hulp.’