Hoofdstuk 3, startblok
Categorie: Boek > Lingua Latina > Boek 1
Haar vriendin Julia vraagt: ‘Waarom sta je daar, Aemilia? Waarom kom je niet?’ Aemilia antwoordt
niet. Julia aarzelt niet opnieuw te vragen: ‘Waarom zeg je niets? Waarom ben je niet meer blij?
Waarom ben je niet meer vrolijk?’ Aemilia aarzelt te antwoorden. Dan (zegt ze): ‘Ik weet het niet.
Ik lach niet altijd. Soms houd ik ervan niets te zeggen. Wat nu? Ben ik (daarom) niet vrolijk?
Integendeel, ik verheug me zeer, want ..... ik ben verliefd. Maar ik zeg niets (daarover).’Dan
aarzelt ze niet meer te komen.
Hun vriendin Julia vraagt: ‘Waarom staan jullie daar, Aemilia en Domitilla? Waarom komen jullie
niet?’ Aemilia en Domitilla antwoorden niet. Julia aarzelt niet opnieuw te vragen: ‘Waarom zeggen
jullie niets? Waarom zijn jullie niet meer blij? Waarom zijn jullie niet meer vrolijk?’ De vriendinnen
aarzelen te antwoorden. Dan (zeggen ze): ‘Wij weten het niet. Wij lachen niet altijd. Soms houden
we ervan niets te zeggen. Wat nu? Zijn wij (daarom) niet vrolijk? Integendeel, wij verheugen ons
zeer, want ... wij zijn verliefd! Wij zeggen niet altijd iets. Dan aarzelen ze niet om te komen.