Hoofdstuk 5, tekst C
Categorie: Boek > Hellenike > Boek 2
S: Pheidipidesje, Pheidipidesje
P: Wat, vader?
S: Zeg mij zoon, houd jij van mij?
P: Ja, en ik stop nooit
S: Houdt je morgen van me?
P: Bij Poseidon, de paardengod, morgen stop ik ook niet met houden van je
S: Spreek niet op de paardengod, jongen, want hij is schuldig aan mijn ongeluk, maar luister en gehoorzaam
P: Kijk, ik luister en gehoorzaam en zal altijd gehoorzamen maar zeg jij mij nu, wat beveel jij mij?
S: Ik zal iets kleins bevelen, jongen, iets zeer kleins. Want ik heb een zeker plan, maar zal je gehoorzamen?
P: Ik zal gehoorzamen, bij Dionysos, wees niet bezorgd, vader!
S: Luisterde jij? Of luisterde jij niet? Of spreek ik voor niets? Ik laat jou ophouden met slapen
P: Ja, ik luisterde, en ik luister nu. Maar wat vertelde jij mij?
S: Ik vertelde jou wat voor plan ik heb
P: Maar wat voor plan? Wat ben jij van plan? Vertelde je het (al)?
S: Nee, maar ik zal het jou vertellen. Want misscien zal dit plan onze schulden doen ophouden.
P: Zeg nu eens, wat is jouw plan vader? Wat beveel jij? Hoe zal het plan ons redden? Hoe zal het onze schulden doen ophouden?
S: Maar zal je het doen?
P: Ik zal het doen, bij Dionysos.