Hoofdstuk 4, tekst C
Categorie: Boek > Hellenike > Boek 2
Dikaiopolos en de rapsode gaan weer naar de stad
(Plotseling rent er een man naar hen toe.)
zeg me, rapsode, wat gebeurt er?
Kijk Dikaiopolis, een man rent hierheen. Zie je de man? Of rent hij ongemerkt voor jou hierheen?
Nee, bij Zeus! Want ik zie hem hierheen rennen. Maar wat gebeurt er? Wie is die man? Misschien is het een slaaf en vlucht hij toevallig?
Maar hij is geen slaaf, hij is blijkbaar een reiziger. Heb je niet door dat de man een reismantel draagt?
De man is ongemerkt voor jou omdat hij een mantel draagt!
Jij spreekt de waarheid Dikaiopolis, hij is wellicht een vreemdeling. Kijk! want de man rent naar de tempel. Wat is er met hem aan de hand dat hij nu naar de tempel vlucht?
Blijkbaar is hij een smekeling.
Kijk, er komen een paar mannen aan. En zij achtervolgen de man blijbaar.
Maar wat gebeurt daar nou weer? De Heraut en de Elf en de dienaren komen. Maar de man rent eerder naar de tempel dan de Elf.
Waarom vlucht de spartaan? Waar is hij? Hee, jij daar! Weet jij waar de vluchteling is?
Vlucht de man ongemerkt voor jou? Hij is niet ongemerkt voor mij. Maar de smekeling is in die tempel.
Kom eens hierheen, dienaar, in die tempel. Breng de vreemdeling weg; omdat hij een spartaan is.
Breng de vluchteling niet weg Heraut, ook al is hij een spartaan. Want de vuchteling is toevallig een smekeling en hij rent eerder naar de tempel dan jullie. De smekeling is onschendbaar.
Wees niet bezorgd, dienaar, maar breng de man weg.
O, wat een brutaliteit. Blijkbaar is de vreemdeling ongelukkig.