Hoofdstuk 1, tekst H
Categorie: Boek > Hellenike > Boek 1
Dus de kapitein bestuurd het schip tot aan de haven. De matroos vraagt aan de kapitein waar ze zijn. Want de matroos weet niet precies waar ze zijn, het is immers nacht. Dus de kapitein verteld dat ze naar de haven varen. Een Rapsode is op het schip. De rapsode haalt altijd Homeros aan. Dikaiopolis speelt een spelletje met de rapsode, zoals Sokrates met zijn leerlingen. Waar zijn we, kapitein? Weet jij het? Ik weet het niet precies. Want ik zie niets door de nacht, en ik weet niet waar we zijn. Ik weet het precies. We varen naar de haven, matroos. (de Rapsode mengt zich in de conversatie met een dichtregel van Homeros) ''wij varen over een wijnkleurige zee'' wat zegt die man? Het is duidelijk dat de man Homeros aanhaalt. Dus het is een Rapsode. Je spreekt de waarheid, beste kerel! ''Wij varen op een zwart schip'' Wat zeg je, Rapsode? wat betekend: ''Op een zwart schip'' ? Want het schip is niet zwart. Het is duidelijk dat jij gek bent. En dat je helemaal niets weet, maar een spelletje met me speelt. Zwijg! ''wij varen op een snel schip, en op een hol schip'' Horen jullie het matrozen? kom hierheen en luister. Het is duidelijk, dat de rapsode gek is. Want de man weet helemaal niets precies. Maar hij speelt een spelletje met ons.