Hoofdstuk 9, tekst 5C: De afgeknipte haren
Categorie: Boek > Fortuna > Boek 3
En zij die dit stellig beweren, geloof ik; het volgende kan ik anderen bevestigen. Ik heb een niet onontwikkelde vrijgelatene. Samen met hem sliep zijn jongere broer in hetzelfde bed. Hij droomde dat hij iemand zag die op zijn bed zat, en een schaar naar zijn hoofd bracht, en ook precies van zijn kruin de haren afknipte. Toen het licht werd, was hij zelf rondom zijn kruin glad geknipt, en werden er haren gevonden die op de grond lagen. Er verliep een korte tijd en opnieuw schonk een andere vergelijkbare gebeurtenis geloofwaardigheid aan de vorige gebeurtenis. Een jongen sliep in een paedagogium te midden van meerderen. Twee mannen kwamen (zo verteld hij) door het venster in witte tunica's en terwijl de jongen lag te slapen knipten zij de haren, en, waarlangs ze waren gekomen, gingen ze terug. De dag toonde dat ook deze glad geknipt was en dat de haren in het rond gestrooid waren. Niets merkwaardigs is gevolgd, behalve toevallig het feit dat ik niet werd aangeklaagd, ik die aangeklaagd zou zijn, als Dominitianus, waaronder dit gebeurde, een langere tijd geleefd zou hebben. Want er is een aanklacht over mij in zijn archiefkast, door Carus ingediend; hieruit kan worden geconcludeerd dat, omdat het de gewoonte is bij aangeklaagden hun haar lang te laten groeien, de afgeknipte haren van mijn mensen een teken zijn geweest van het afgeweerde gevaar dat mij bedreigde. Daarom vraag ik je, om je geleerdheid hierop te richten. De zaak is het waard dat je die lang en grondig bekijkt; en ik ben het toch ook waard om van jouw kennis te profiteren. Je mag (zoals je gewoon bent) de zaak ook naar twee kanten redeneren, maar redeneer toch sterker voor een van de twee standpunten, opdat je me niet gespannen en onzeker laat weggaan, omdat voor mij de reden om je te raadplegen het feit is geweest dat ik zou ophouden te twijfelen. Gegroet.