Hoofdstuk 3, oefening 45

1. Maak(t) de schepen klaar!
2. Ik zie het bloed.
3. Verzorg het lichaam!
4. Wij dalen van de berg af.
5. Hij antwoordt aan zijn echtgenote.
6. Jullie maken het schip.
7. Luister naar de vader!
8. De maan schijnt.
9. Zij vrezen de dood.
10. Hij beveelt de burgers.
11. Zij vallen van de bergen af.
12. Hij houdt van het licht.
13. Wat til jij van de tafel op?
14. Jij bent bang in de nacht.
15. Beklim de berg!
16. Vernietig(t) de schepen van de vijanden.
17. Wij straffen de jongens.
18. Jullie benijden de vrienden niet.
19. Zij verdedigen de burgers.
20. Wat geeft er op de berg licht?