Hoofdstuk 2, tekst 3E: De begrafenis van Jezus (Mattheus 27.57-66)
Categorie: Boek > Fortuna > Boek 3
1 Toen het echter laat was geworden, kwam een zekere rijke man uit Arimathea, genaamd Josef, die ook zelf een leerling van Jezus was. Deze ging naar Pilatus, en vroeg (om) het lichaam van Jezus. Toen beval Pilatus dat het lichaam (hem) gegeven werd. En na het lichaam te hebben gekregen, wikkelde Josef het in een schoon stuk linnen. En legde het in zijn nieuwe graf, dat hij in de rots had uitgehakt. En hij rolde een grote rots voor de ingang van het graf, en ging weg. Daar was echter Maria 5 uit Magdala en de andere Maria, zittend tegenover het graf. De volgende dag echter, die na vrijdag is, kwamen de leiders van de priesters en de farizeeërs bij Pilatus bijeen, zeggend: ‘Heer, wij herinnerden ons dat die bedrieger, toen hij nog leefde, heeft gezegd: ‘Na drie dagen zal ik weer opstaan.’ Beveel dus dat het graf wordt bewaakt tot aan de derde dag, opdat niet toevallig zijn leerlingen komen en hem roven, en tegen het volk zeggen: ‘Hij is opgestaan van de doden.’ En de laatste fout zal erger zijn dan de eerdere.’ Tot hen zei 10 Pilatus: ‘Jullie hebben bewaking. Gaat, bewaakt zoals jullie (dat) weten.’ Zij echter weggaand beveiligden het graf, de steen verzegelend, met bewakers.