Hoofdstuk 32, oefening 190: Achilles en Ajax de Oudere komen om
Categorie: Boek > Fabulae
Nadat Troje ongeveer negen jaar lang een zeer zwaar beleg had doorstaan, heeft Neptunus Apollo overgehaald om Achilles te vernietigen. Opnieuw streden de Achiven met de Trojanen voor de stadswal van Troje. Toen Apollo zag, dat Achilles de vijanden uiteen sloeg, spoorde hij Paris aan om juist op Achilles zijn pijl te richten. De god toonde hem dat de pees van Achilles verwond kon worden. Dus beval hij Paris hierop zijn pijl te richten. Eigenhandig heeft de godheid de jongeling geholpen: het vijandig projectiel schiet weg, rijt de pees kapot. Zo wordt die overwinnaar van Hector en andere, zeer dappere mensen overwonnen door de bangelijke rover van een Griekse echtgenote.
Met een enorm geraas stort hij neer en besprenkelt met een stroom bloed de Trojaanse grond. Gefolterd door een zeer scherpe pijn staat hij op en velt nog vele vijanden. Toen gaf hij al strijdend de geest. Het immense lichaam van de man is op de brandstapel verast en wat er van zo’n groot lichaam resteerde, werd in een kleine urn bewaard. Toen de urn van Achilles geplaatst was in dezelfde grafheuvel, die de resten van Patroclus bedekte, werd er tussen de aanvoerders van de Achiven een zeer netelige kwestie behandeld: aan wie moest de wapenrusting van Achilles, het werk van Vulcanus zelf, gegeven worden? Zowel Ajax, zoon van Telamon, die na de dood van Achilles de dapperste van allen was, als Ulixes, de meest schrandere, heeft bevolen dat die wapenrusting aan hemzelf gegeven werd. Daarom gingen de Atriden en het hele leger bijeenzitten om hen hun zaak te horen bepleiten. Ajax zei dat hij in zijn eentje de Trojanen had tegengehouden en ook Hector zelf, toen deze zich gereed maakte om de schepen in brand te steken. Bovendien herinnerde hij eraan dat Ulixes zeer laf was, omdat hij had geprobeerd met een list de dienstplicht te ontlopen en dat diezelfde man aangeraden had Philoctetes op een eiland achter te laten; dat het dus de schuld van die man was dat de oorlog niet beëindigd kon worden! “Maar ik,” schreeuwde hij, “heb met mijn lichaam duizend schepen beschermd! Nu stel ik dit voor: laat de wapenrusting van die dappere man te midden van de vijanden geworpen worden: beveel dat die van tussen de vijanden teruggehaald wordt. Geef de wapenrusting aan degene, die hem vandaar zal terughalen!”
Ulixes antwoordde dat juist hijzelf met een list Achilles naar het leger had gevoerd en dat daarom alle daden van die man de zijne waren; dat hij van de oorlog weerhouden was door zijn vrome echtgenote, zoals Achilles door zijn vrome moeder. Dat het de schuld van allen was, dat Philoctetes naar een eiland gedeporteerd was, maar dat hij zou gaan om hem van Lemnos te halen. Ulixes bracht bovendien in herinnering dat hij het beeld van Minerva, dat Palladium van Troje, met een list uit de burcht van de gehate stad had weten te krijgen; dat dus door zijn eigen plan Troje ingenomen kon worden en de Atriden daarom hem de wapenrusting verschuldigd waren. “Geef mij de wapenrusting,” riep Ulixes uit, “of als jullie mij de wapenrusting niet geven, geef hem dan daaraan!” en hij toonde het fatale beeld van Minerva.
De vorsten zijn zo geraakt door de woorden van Ulixes, dat zij hem de wapenrusting van Achilles overhandigen. Ajax kon zijn woede niet verkroppen en heeft zichzelf gedood, terwijl hij uitriep: “Dit zwaard, dat vaak droop van Trojaans bloed, zal nu druipen door de zelfmoord van zijn eigenaar, omdat niemand Ajax kan overwinnen dan Ajax zelf.”
Onder veel geweeklaag van Tecmessa, zijn echtgenote, en de soldaten, zijn de resten van Ajax in een grafheuvel geplaatst en zijn ze samen met de botten van Achilles en Patroclus in Trojaanse bodem achtergebleven.

Concordia parvae res crescunt. Door eensgezindheid groeien onbeduidende zaken uit tot grote (Sallustius Bell. Iug. 10.6)