Hoofdstuk 24, oefening 157
Categorie: Boek > Fabulae
betrekkelijk voornaamwoord; soms is het voor de duidelijkheid beter om een actieve vorm om te zetten naar een passieve (zie item 5, 8)

1 Rex, cuius superbia maxima est, graviter laeditur. De koning, wiens hoogmoed zeer groot is, wordt zwaar beledigd.
2 Arrogantiae eum accuso, qui iniussu principis concilium hoc convocavit. Ik beschuldig hem, die zonder bevel van de vorst deze vergadering bijeen heeft geroepen, van arrogantie.
3 Cur dabo, quod iste insolenter a me petit? Waarom zal ik geven wat die vent op brutale wijze van mij vraagt?
4 Rex, cui totus exercitus paret, a vato illo timetur. De koning aan wie het hele leger gehoorzaamt, wordt door die ziener gevreesd.
5 Ne regem timeas, augur, nam ego, quem rex ipse timet, te ab omni periculo defendam. Wees niet bang voor de koning, augur, want ik, die door de koning zelf gevreesd word [actief → passief], zal jou tegen elk gevaar verdedigen.
6 Achilles, a quo Agamemnon avaritiae accusatur, mox ipse arrogantiae accusabitur. Achilles, door wie Agamemnon beschuldigd wordt van hebzucht, zal zelf spoedig beschuldigd worden van arrogantie.
7 Regi, cuius superbiam tolerare non poterat, parere recusavit. Hij heeft geweigerd de koning te gehoorzamen, wiens hoogmoed hij niet kon verdragen.
8 Vehementer iratus militem offendis, quem omnes fortissimum putant. Woedend beledig jij op heftige wijze de soldaat, die door allen de dapperste gevonden wordt. [actief → passief]
9 Quod nunc superbe recusas, mox facere cogéris. Wat je nu hooghartig weigert, zal je spoedig gedwongen worden te doen.
10 Quod vatem times, consilio illius parebis. Omdat jij de ziener vreest, zal jij zijn advies opvolgen.