Hoofdstuk 14, oefening 113, Atreus en Thyestes maken ruzie
Categorie: Boek > Fabulae
Hippodamea baarde voor Pelops twee zonen, Atreus en Thyestes. Terwijl de zonen na de dood van hun vader ruzie maakten om het koningschap van de Peloponnesus, vond een herder in de kudde van Atreus een zeer mooi schaap. Het schaap droeg een goudkleurige vacht. “De gouden vacht is een symbool van koninklijk gezag,” bedacht Atreus. Daarom verborg hij het gouden schaap in zijn paleis.
Maar de echtgenote van Atreus werd door Thyestes verleid: “Vertrouw mij stiekem het gouden schaap toe!” “Als je wil, zal ik dat doen,” antwoordde de trouweloze echtgenote en in het geheim droeg ze het gouden schaap over aan de broer van haar man.
De volgende dag riepen de broers het volk ter vergadering bijeen: “Beslecht onze ruzie, burgers! Wie zal koning van Mycene worden? Kies jullie koning!” Thyestes stelt voor: “Diegene zullen jullie koning maken, burgers, die in staat zal zijn een gouden schaap te tonen!” Atreus keurt het plan van zijn valse broer goed, de burgers keuren het goed.
“Kijk, ik heb een gouden schaap!” schreeuwde Thyestes en tegelijkertijd haalt hij het gezagssymbool te voorschijn.
Woedend snauwt Atreus: “Misdadige, jij bent een dief! Jij bent in het bezit van het schaap door diefstal! Jij hebt geen recht op het koningschap!” Het volk raadpleegt het orakel: “Rechtvaardige en heilige goden, wat moeten wij doen?” De godheden hebben geantwoord: “Als de zon uit het westen opkomt, zult gij Atreus uw koning maken.”
Het advies van de goden beviel Thyestes. Maar zie, een zeer groot wonder: de volgende dag komt de zon uit het westen op en gaat in het oosten onder.
De burgers hebben Atreus koning gemaakt; Thyestes hebben ze uit het vaderland verjaagd.