Hoofdstuk 11, oefening 95
Categorie: Boek > Fabulae
1) Op goddeloze wijze begaat hij een misdaad.
2) Ga snel weg van het meer.
3) Jij wordt hard maar billijk gestraft.
4) De bloemen bloeien zeer schoon.
5) Wij vergaan op ellendige wijze.
6) Zij voorspellen op nog al duistere wijze de toekomst. / Zij voorspellen een nogal duistere toekomst.
7) De maan schijnt mooi.
8) Woest verdedigen jullie de stad.
9) Hij kwelt ons zeer wreed.
10) Jij laat je vriend op schandelijke wijze in de steek.
11) Slaap minder.
12) Zij hebben veel dorst.
13) Jij maakt zeer veel ruzie.
14) Luister beter.
15) Jullie maken op zeer hevige wijze lawaai.
16) Ik ontvang een grotere beloning.
17) Hij helpt zeer slecht.
18) Jij lacht veel.
19) Op al te gruwelijke wijze voert hij oorlogen.
20) Jullie spelen op een goede wijze.