Hoofdstuk 13, tekst 2E: Dido heeft uitsluitend oog voor Aeneas
Categorie: Boek > Fortuna > Boek 3
Nu eens leidt ze Aeneas met zichzelf rond middendoor de stad en zij liet hem zien de Sydonische rijkdom en de stad, die klaar is om Aeneas te ontvangen (de bouw ligt stil door Dido's liefde) ze begint te praten en ze blijft middenin een woord steken; dan weer zoekt ze naar eenzelfde gastmaal (net als de eerste keer dat Aeneas in Carthago kwam) als de dag wegglijdt, ze verlangt buitenzinnen ernaar opnieuw de Trojaanse inspanningen te horen (Trojaanse oorlog) en ze hangt opnieuw aan de lippen van hem als hij vertelt.
Later, zodra zij uiteen zijn gegaan, en de verbleekte maan op haar beurt het licht dooft, de ondergaande sterren uitnodigen tot slaap (aan het eind van de nacht, voor zonsopgang) treurt zij alleen in het lege huis en ze legt zich ten ruste op het verlaten bed (Aeneas is weg).
Terwijl zij afwezig is (Figuurlijk: in gedachten verzonken) ziet ze en hoort ze hem, die afwezig is (Letterlijk: in een andere kamer gelegen) Dido houdt Ascanius op schoot vast gegrepen door de vergelijking met zijn vader om te zien of zij die onuitsprekelijke liefde kan misleiden. De begonnen torens rijzen niet op, de jeugd hanteert niet meer de wapens en ze werken ook niet aan het toevluchtsoord of aan de versterking die veiligheid moeten geven tegen de oorlog; de onderbroken werken blijven liggen en de geweldige dreiging van de muren en de hijskraan die gelijk is gemaakt met de hemel (alles ligt stil omdat Dido zo verliefd is.)