Hoofdstuk 12, tekst 5A
Categorie: Boek > Fortuna > Boek 3
1 Een slechte gezondheid had mij een lang verlof gegeven; plotseling heeft deze mij overvallen. 'Van welke soort?/Op welke manier?' zeg jij. Helemaal terecht vraag jij (dat): zozeer is mij geen enkele (ziekte) onbekend. Toch ben ik als het ware aan één ziekte overgeleverd, waarvan ik niet weet waarom ik hem met een Griekse naam zou moeten noemen; voldoende treffend immers kan hij kortademigheid genoemd worden. Een aanval is echter zeer kort en gelijk aan een storm(vlaag): binnen een uur houdt hij gewoonlijk op. Wie blaast immers zijn laatste adem lange tijd uit?
5 Alle ongemakken of gevaren van het lichaam zijn door mij heengetrokken: geen schijnt aan mij lastiger. Waarom niet? Ieder ander immers is (gelijk aan) ziek zijn, deze (aanval) is (gelijk aan) de geest geven. Daarom noemen de doktoren deze 'een voorbereiding op de dood.' Want die adem doet op een keer wat hij vaak heeft geprobeerd.