Naamvallen
Categorie: Grammatica > Latijn
Het Latijn kenmerkt zich door het gebruik van naamvallen (casus). Dit zijn speciale vormen van een substantief, adjectief of pronomen (voornaamwoord) die de functie in de zin aanduiden doormiddel van de uitgang die tegelijkertijd verschilt tussen enkelvoud en meervoud. Voorzetsels dwingen ook het gebruik van bepaalde naamvallen af (ze regeren dan een naamval).

Omdat de functie van een zelfstandig naamwoord in de zin van de vorm kan worden afgeleid, kan het Latijn veel gemakkelijker van de standaard woordvolgorde afwijken. Een voorbeeld:

servus ancillam amat = de slaaf houdt van de slavin. (servus = slaaf, ancilla = slavin; amat = houdt van)

We weten dat het de slaaf is die van de slavin houdt omdat servus op -us eindigt. Dat betekent dat servus het onderwerp van de zin is. Tegelijkertijd zien we aan de uitgang -am van ancillam dat de slavin het lijdend voorwerp van de zin is.

servum ancilla amat = de slavin houdt van de slaaf.

Nu zien we aan de uitgang -um dat de slaaf het lijdend voorwerp is en aan de uitgang -a dat de slavin het onderwerp van de zin is. Overigens zou de normale woordvolgorde van de zin ancilla servum amat zijn. Door de afwijkende woordvolgorde krijgt servum meer nadruk en we zouden de zin eigenlijk moeten vertalen met: "Het is de slaaf waar de slavin van houdt!" (en van niemand anders). Toch kan er geen verwarring bestaan over wie van wie houdt door de eenduidige uitgangen.

Traditioneel worden er 6 naamvallen onderscheiden (nominativus, genitivus, dativus, accusativus, ablativus en vocativus). Oorspronkelijk kende het Latijn echter ook nog een locativus en een instrumentalis, ieder met eigen uitgangen. De vormen van de locativus komt men nog wel eens tegen bij het gebruik van plaatsnamen.

In de literatuur worden de naamvallen vaak genummerd. De bovenstaande volgorde (van nominativus tot vocativus) is tevens de volgorde waarin ze traditioneel genummerd worden. De traditionele nummering wordt echter niet altijd gehandhaafd. Vooral in schoolboeken, waarin de accusativus eerder uitgelegd wordt dan, zeg, de ablativus, wil men nog wel eens van de nummervolgorde afwijken. Om verwarring te voorkomen gebruiken we in dit werk de namen van de naamvallen en vermijden we iedere vorm van nummering. Meestal korten we de naamvallen daarbij tot drie letters af: nom., gen., dat., acc., abl. en voc.