Hoofdstuk 1, tekst 4: De toren van Babel
Categorie: Boek > Fortuna > Boek 3
1 De aarde was echter van éen taal en van dezelfde woorden. En toen de afstammelingen van Noach naar het oosten vertrokken, vonden ze een veld in het land Babylon en woonden daar. De een zei tegen zijn naaste: "Komt, laten we bakstenen maken en laten we die in vuur bakken." En zij hadden bakstenen in plaats van stenen en teer in plaats van specie. 5 En ze zeiden: "Komt, laten we voor ons een stad maken en een toren, waarvan de top tot de hemel reikt. En laten we onze naam bekend maken voordat we naar alle landen worden verdeeld." De Heer daalde echter af om de stad en de toren te zien die de zonen van Adam bouwden en hij zei: "Kijk, het volk is éen en er is éen taal voor allen. Ze zijn begonnen dit te maken en ze zullen niet met hun plannen ophouden totdat zij deze met hun werk ten uitvoer brengen. Komt dus, laten we afdalen en daar hun taal verwarren 10 zodat niet iedereen de stem van zijn naaste hoort/verstaat." En zo verdeelde de Heer hen vanaf die plaats naar alle landen, en zij hielden op een stad te bouwen. En daarom is de naam ervan Babel genoemd, omdat daar de taal van de hele wereld is verward. En vervolgens verspreidde de Heer hen over de oppervlakte van alle streken.