Hoofdstuk 4, tekst B v3
Categorie: Boek > Kosmos > Oude druk
Op een of andere dag werd er op de deur geklopt. De portier opende de deur en vroeg: "Wie zijn jullie, mannen, en met welke wens komen jullie naar ons huis. '' Terwijl hij dit zei keek hij scherp naar de mannen. De ene was al oud, de ander een man van ongeveer dertig jaren. Die oude zei tegen de portier: "Vertel aan je meester dat wij, Apollonios Dionusodoros uit Oinoe, en Dionusodoros, zijn zoon, aanwezig zijn. Wij willen zelf spreken met jouw meester. Over een belangrijke zaak."
De portier, een of ander eunuch, zei tegen hen: "Toevallig treffen jullie mijn meester thuis aan, hoewel hij vaak afwezig is. Maar ik weet niet of hij tijd heeft en daarom.." "ZWIJG!" Onderbrak Apollonios de slaaf "Maar weet jij niet wie wij zijn? Ar. heeft tijd, natuurlijk, want wij willen met hem praten over een grote zaak. "
Vervolgens vroeg de deurwachter: " Over wat voor zaak willen jullie met de meester praten?" Zeer boos zei Apollonios: " Het is jou niet geoorloofd dat te horen. Jouw meester zelf zal dit als eerste weten."
Toen verhinderde de uit het veld geslagen portier Apollonios en Dionusodoros niet meer..