Exercitium 57: oef. 70
Categorie: Boek > Tirocinium Latinum
1. De tijd om te vertrekken is daar. Laten wij naar huis gaan.
2. Ga niet weg; want mijn vader, die jij wilt raadplegen, zal spoedig terugkeren.
3. De vijanden, hevig geschokt door onze onverwachte aanval, vluchten; de meesten van hen zijn omgekomen bij het oversteken van de rivier.
4. Aan het begin van het jaar aanvaardden de nieuwe consuls in Rome hun ambt.
5. Wij moeten naar huis terugkeren. De zon gaat al onder.
6. Wie is er die (zo is, dat hij) deze verzen kan lezen zonder tranen?
7. De rovers, die over de akkers zwierven, keerden dagelijks met een grote buit terug.
8. Pas op dat je niet, vertrouwend op de woorden van die naarlingen, wordt bedrogen en ten onder gaat.
9. Aan het begin van de lente gaan de sneeuwen ten onder > smelt de sneeuw; dan zullen we gelegenheid hebben om verder te gaan.
10. Ik ben hem toen hij naar Rome terugkeerde tegemoet gegaan om hem alvast te waarschuwen dat hij niet in de hinderlaag moest lopen die hem daar gelegd was door zijn vijanden.
11. Ik wil weten, waar en hoe mijn broer op die tocht is omgekomen.
12. Omdat zij in verband met zaken zelf niet kunnen komen om te feliciteren, zullen ze een brief sturen.
13. Ga niet van huis weg, vriend; overal in de stad zwerven mannen die de boel aan het verwoesten en verwarren zijn uit verlangen naar een omwenteling.
14. Men neemt aan dat hij gisteren naar de stad is teruggekeerd om zijn ambt te aanvaarden.
15. Ik heb mannen gestuurd, die de vluchtende krijgsgevangenen moesten terugbrengen. Maar ik ben bang, dat zij zelf niet zullen terugkeren.