Hoofdstuk 13, tekst A: taaloefeningen
Categorie: Boek > Fortuna > Boek 1 nieuwe druk
A.
1. wij wilden niet/hebben niet gewild
2. hij wil
3. ik wilde niet
4. hij droeg/heeft gedragen
5. hij wil liever
6. liever willen
7. zij wilden niet/hebben niet gewild
8. jij wilde
9. te hebben gewild
10. wij willen niet
11. jij wilt
12. hij had liever gewild
B.
1. Ik wilde wel(iswaar) komen, maar ik kon niet.
2. Wat wil je liever?
3. Sommige oude mannen wilden liever thuis blijven, de overigen verlieten de stad.
4. Hoewel ik niet wilde, dwongen zij mij te komen!
5. Jij wil het vlakbij gelegen land binnenvallen.
6. Hoewel jij hen vaak uitgenodigd had, wilden zij niet komen.