Euthyphro D6 -
Categorie: Auteur > Plato
SO Zeg me dus, wat zeg jij dat vroom is en wat zeg jij dat zondig is? (wat is vroom en zondig volgens jou)

EUTH Ik zeg je dus dat datgene wat ik nu doe vroom is, door degene die onrechtvaardig heeft gehandeld, vanwege moord, of vanwege diefstal van heilige dingen ofwel op een andere manier een fout heeft begaan aan te klagen, of het nou toevallig een vader is of een moeder of een andere tafelgenoot, en hem niet aanklagen is zondig: want, Sokrates, ik zal jou duidelijk bewijs geven dat de wet zodanig is - wat ik ook al aan anderen heb gezegd - dat deze dingen juist zijn als ze zo gebeuren, dat men geen inschikkelijkheid mag tonen tegenover de onvrome, wie hij ook is. Want de mensen, menend dat Zeus de beste en rechtvaardigste is van de goden, zijn het er ook over eens dat hij zijn eigen vader in de boeien sloeg en wederrechtelijk zijn zonen verslond, en hij op zijn beurt zijn eigen vader verminkt om soortgelijke redenen: En zij nemen het mij kwalijk dat ik mijn vader aanklaag omdat hij onrechtvaardig heeft gehandeld, en zo zeggen zij tegen elkaar het tegenovergestelde over de goden en over mij!

SO Euthyphro, is dit niet net waardoor ik word aangeklaagd, dat als iemand dergelijke dingen over de goden zegt, ik het voorzichtig afwijs? En daar precies, naar het schijnt, maak ik de fout. Want zeggen wij ook zelf, en zijn wij het erover eens over deze dingen niets te weten? Maar zeg me als vriend, denk jij dat deze dingen waargebeurd zijn?

EUTH En nog veel wonderbaarlijkere dingen, o Sokrates, die velen niet weten.

SO En denk jij ook dat de goden oorlog voeren met elkaar, en strijd hebben en gevechten en vele andere dergelijke dingen, zoals gezegd wordt door de dichters, en door de goede schilders geschilderd op de heiligdommen en de peplos die op de grote panathenaien naar de Akropolis wordt gedragen en die volstaat met zulke dingen? Zeggen we dat deze dingen waar zijn, Euthyphro?

EUTH Dat niet alleen, Sokrates, maar, zoals ik daarnet zei, zal ik u, als u wilt, nog heel wat meer geschiedenissen over de goden vertellen, die u zullen doen achterovervallen, als u ze verneemt: dat weet ik zeker.

SO Dat verbaast me niets. Maar je zult me deze dingen wel een andere keer in de vrije tijd vertellen: maar nu moet u eens proberen duidelijker uiteen te zetten wat ik u net vroeg. Want, o vriend, je hebt me net niet voldoende duidelijk gemaakt wat vroomheid dan wel was, maar je zei me dat wat jij op het ogenbluk deed vroom was: je vader aanklagen wegens moord.

EUTH En ik spreek de waarheid, Sokrates.

SO Misschien. Maar, Euthyphro, je zei toch ook dat vele andere dingen vroom zijn?

EUTH Inderdaad.

SO Herinner je je dat ik je niet dit vroeg, me een of twee van alle vrome dingen te leren, maar dat ene beeld waardoor al het vrome vroom is? Want je zei dat al het goddeloze goddeloos was door een enkel idee, en het vrome vroom. Of herinner je je dat niet?

EUTH Jawel.

SO Leer me dus dit ene idee, wat het ook moge zijn, opdat ik hem in het oog kan nemen en kan gebruiken voor de handelingen, ofwel de jouwe, ofwel de mijne, ofwel die van een ander, om te zeggen dat wat zodanig is vroom is, en wat niet zodanig is goddeloos.

EUTH Als je dat wilt, dan zal ik het ook zo zeggen.

SO Dat wil ik inderdaad.

EUTH Dat wat aan de goden geliefd is is vroom, en wat aan hen niet geliefd is, is zondig.

SO Heel mooi, en precies zoals ik wilde dat je antwoordde, antwoord je nu. Of het echter waar is weet ikniet, maar jij zult me duidelijk aantonen dat het waar is wat jij zegt.

EUTH Uhuh.

SO Vooruit dan, laten we eens kijken wat we zeggen. Dat wat aan de goden geliefd is en de godgeliefde mens is vroom, en wat aan de goden gehaat is en de godgehate is zondig: en het is niet hetzelfde, maar tegenovergesteld, vroom en zondig? Of niet?

EUTH Jazeker.

SO En dat heb jij goed gezegd?

EUTH Dat denk ik wel, o Sokrates.

SO Maar, dat de goden het onderling oneens zijn en twisten, en dat er bij hen wederzijds haat bestaat, hebt u dat ook niet gezegd?

EUTH Dat heb ik zeker gezegd.

SO Waarover moet het meningsverschil dan gaan, beste, om haar en toorn op te wekken? Maar laten we het zo zien. Als ik en jij van mening verschillen over een kwestie van getal, namelijk welke van twee groepen van dingen het grootst is. Zal een verschil van mening in zulke kwesties ons tot vijanden maken? Zouden we in zulke gevallen niet veeleer aan het tellen gaan en het gauw eens worden?

EUTH Jazeker.

SO En als wij van mening verschillen over wat groter en wat kleiner is, zouden we dan niet snel ons meningsverschil kunnen bijleggen door de maat op te nemen?

EUTH Zo is het.

SO En door over te gaan tot wegen zouden we, denk ik, wel tot een vergelijk komen in kwesties van zwaarte en lichtheid?

EUTH Waarom niet?

SO Waarover moet dan een meningsverschil gaan en welk vergelijk moet onbereikbaar zijn om ons onderling tot vijanden te maken en ons kwaad te laten worden op elkaar? Misschien ligt het antwoord voor u niet onmiddellijk voor de hand. Ik zal u op de weg helpen. Denk eens na: zou het niet zijn wanneer het gaat om recht of onrecht, mooi of lelijk, goed of kwaad? Als u en ik en alle andere mensen eventueel vijanden worden, is het dan niet omdat het geschil over die punten loopt, en omdat we daarover tot geen afdoend vergelijk kunnen komen?

EUTH Dat is inderdaad het punt van discussie, daarover gata het.

SO En hoe zit het dan met de goden, Euthyphro? Als zij over iets van mening verschillen, zou dat dan niet om dezelfde redenen zijn?

EUTH Dat moet wel.

SO En als andere goden andere dingen rechtvaardig vinden, zoals jij zegt, en mooi en lelijk en goed en slecht: want ze zouden immers niet met elkaar in botsing komen, denk ik, als hun meningsverschil niet daarover ging. Is het niet zo?

EUTH: dat zeg je goed.

SO En wat elke partij voor mooi en goed en rechtvaardig houdt, dat is haar ook gevallig, terwijl ze het tegendeel haat?

EUTH Jazeker.

SO En houden sommige dingen voor rechtvaardig, zoals jij zegt, en anderen dezelfde dingen voor onrechtvaardig, waarover zij ook twisten en strijden en van mening verschillen? Toch?

EUTH Ja.

SO Dezelfde dingen, naar het schijnt, kunnen zowel door de goden gehaat als geliefd zijn, en is hetzelfde ding dus zowel godgeliefd als godgehaat.

EUTH Blijkbaar.

SO En is vroom en zondig dan misschien hetzelfde, volgens jouw verhaal.

EUTH Dat zal wel.

SO Maar je antwoordt niet op mijn vraag, beste. Want ik vroeg niet dit, wat toevallig vroom en zondig was, en godgeliefd en godgehaat, naar het schijnt. Zo is het ook niet verwonderlijk dat, Euthyphro, als datgene dat u nu doet, namelijk uw vader straffen, aan Zeus gevallig is, maar hatelijk zou zijn voor Kronos en Ouranos, aangenaam bij Hephaistos maar hatelijk bij Hera; en als er nog meer goden zijn die daarover onderling van mening verschillen, dan staat het er ook bij hen zo voor.

EUTH Maar ik denk, o Sokrates, dat niemand hierover van mening verschilt, dat het nodig is dat degene die onrechtmatig iemand heeft gedood gestraft moet worden.

SO Waarom dan? Heb jij ooit, Euthyphro, iemand van de mensen horen bediscussieren dat hij die onrechtmatig iemand doodt of een of ander onrecht begaat niet gestraft moet worden?

EUTH Zij houden niet op met deze dingen te betwisten, zowel ergens anders als in de rechtbanken: want zij die een heleboel onrecht doen, zeggen en doen alles om hun straf te ontlopen.

SO Zijn zij het erover eens, Euthyphro, dat zij onrecht doen, en hoewel ze het erover eens zijn toch zeggen dat het niet nodig is dat ze gestraft worden?

EUTH Dat is waar.

SO Zij zeggen en doen niet alles: want ik denk dat ze het niet wagen te zeggen noch staande te houden, dat het niet nodig is dat ze gestraft worden, als ze onrecht hebben gedaan, maar ik denk dat ze zeggen dat ze niets verkeerds hebben gedaan. Toch?

EUTH Jij spreekt de waarheid.

SO Zij betwisten dus niet dit, dat het nodig is dat degene die onrecht heeft gedaan gestraft wordt, maar zij betwisten misschien dit, de vraag wie onrecht heeft gedaan en wat hij heeft gedaan en wanneer.

EUTH Jij spreekt de waarheid.

SO Doen de goden niet ook hetzelfde, als ze in conflict komen over recht en onrecht, volgens jouw verhaal, en zeggen sommigen dat zij elkaar onrecht doen, maar anderen niet? Want, Euthyphro, niemand van de goden noch van de mensen waagt het te zeggen, dat de onrechtvaardige niet gestraft moet worden.

EUTH Ja, het is waar wat jij zegt, Sokrates, in grote lijnen.

SO Maar ik denk dat de discussie steeds gaat over dingend ie gedaan zijn: en dat zowel bij goden als bij mensen, indien het althans waar is dat goden discussiëren. Het meningsverschil gaat altijd over een of andere handeling: sommigen beweren dat ze rechtvaardig is, anderen dat ze onrechtvaardig is. Dat is toch zo?

EUTH Zeker.

SO Vooruit nu, Euthyphro, leer ook mij, zodat ik er wat geleerder door word, wat voor jou het teken is dat alle goden dit als onrecht beschouwen: de dood van een dagloner, die een moord begaat, door de meester van de vermoorde geboeid wordt, en sterft door van zijn boeien vóórdat de meester, die hem in boeien sloeg, bij de wetsuitlegger het antwoord kon krijgen wat hem te doen stond? Bewijs mij eens dat, terwille van zo'n individu, een zoon gerechtigd is het tegen zijn vader op te nemen en hem wegens moord aan te klagen. Ja, vooruit, probeer me eens enigszins duidelijk aan te tonen dat alle goden, zonder uitzondering, die daad voor gerechtigd aanzien. Als u me dat op een afdoende wijze aantoont, zal ik nooit ophouden uw knapheid te prijzen.

EUTH Maar dat is niet weinig werk, o Sokrates, al zou ik je het heel duidelijk kunnen vertellen.

SO Ik begrijp het: ik schijn aan jou nog hardleerser te zijn dan de rechters, want aan hen zul jij heel duidelijk kunnen aantonen dat het onrechtvaaridug is en dat alle goden dergelijke dingen haten.

EUTH Dat zou ik inderdaad, Sokrates, als ze tenminste naar me willen luisteren.

SO Maar zij zullen luisteren. Wanneer jij goed schijnt te spreken.
Mara terwijl je aan het spreken was kwam het volgende in me op en bekijk ik nu in mezelf: 'Zelfs al zou Euthyphro me goed kunnen onderwijzen dat alle goden deze dood als onrechtvaardig beschouwen, wat heb ik dan meer geleerd van Euthyphro wat vroom en zondig is? Want die daad is aan de goden gehaat, schijnt het. Maar op grond daarvan niet het universele vrome en wat niet: want wat aan de goden gehaat is is ook aan de goden welgevallig gebleken. Zodat ik je nu hiervan ontsla, Euthyphro, als je wilt, alle goden beschouwen deze daad als goddeloos en haten haar. Maar in verband met de wijziging die we nu aanbrengen in ons betoog - namelijk dat wat àlle goden haten zondig is, wat alle goden bevalt vroom is, en dat alles wat aan sommige goden welgevallig, maar aan anderen hatelijk is, geen van beide of allebei is - wilt u ons nu zo een definitie geven van wat vroom en zondig is?

EUTH Wat is daar tegen, Sokrates?

SO Wat mij betreft niets, Euthyphro, maar kijkt u eens, of het aanvaarden van zo'n bepaling wel de makkelijkste weg is om me te leren wat u hebt beloofd.

EUTH Maar ik dacht dus dat alles waar alle goden van houden, vroom is, en dat wat zij allemaal haten, zondig.

SO Moeten we in dit geval niet nogmaals onderzoeken of deze bepaling wel juist is? Of moeten we de zaak daar maar bij laten, en zonder meer alles aanvaarden, van onszelf of van anderen, telkens wanneer iemand beweert dat iets zo is? Of moet de inhoud van die bewering worden onderzocht?

EUTH Inderdaad. En ik denk dat ik juist spreek.

SO Wij zullen het snel weten. Want stel je het volgende voor: is vroom door de goden geliefd omdat het vroom is, of is het vroom doordat het door de goden geliefd is?

EUTH Ik begrijp niet wat je zegt, Sokrates.

SO Dan zal ik het proberen duidelijker te zeggen. We spreken van iets dat gedragen wordt, en we spreken van iets dat draagt, van iets dat geleid wordt en van iets dat leidt, van iets dat gezien wordt en van iets dat ziet. U begrijpt dat er telkens een verschil is, en waarin het verschil gelegen is.

EUTH Ik begrijp het.

SO Is er dan niet ook iets dat geliefd wordt en iets anders dat liefheeft?

EUTH Waarom niet?

SO Zeg me dan, wordt iets gedragen doordat iemand het draagt, of door een andere oorzaak?

EUTH Nee, enkel daarom.

SO En wordt iets gedragen omdat iemand het draagt, en wordt iets gezien omdat iemand het ziet?

EUTH Klopt.

SO Dus is het niet zo dat iemand iets ziet doordat het gezien wordt, maar het tegenovergestelde, het wordt gezien doordat iemand het ziet. en niet doordat iets wordt geleidt leidt iemand, maar omdat iemand leidt wordt iets geleid. Enniet doordat iets wordt gedragen draagt iemand, maar doordat iemand draagt wordt het gedragen. Is het nu duidelijk wat ik wil zeggen, Euthyphro? Ik wil ditm dat iets ontstaat of iets ondergaat, niet omdat iets ontstaat, wordt het voortgebracht, maar iets ontstaat omdat het voortgebracht wordt. Niet omdat iets passief is, ondergaat het een handeling: het is passief, omdat het iets ondergaat. Of bent u het daarmee niet eens?

EUTH Jawel.

SO En wat bemind wordt, is dat niet iets dat ofwel ontstaat, ofwel iets ondergaat door toedoen van iets?

EUTH Ja.

SO Dan is het toch net zo als met het voorgaande? Niet omdat iets geliefd is houdt iemand ervan, maar omdat iemand ervan houdt is het geliefd?

EUTH Dat moet wel.

SO Wat zeggen we dan over vroomheid, Euthyphro? Dat is toch geliefd door alle goden, volgens jouw verhaal?

EUTH Ja.

SO Maar doordat het vroom is, of ergens anders door?

EUTH Nee, daardoor.

SO Doordat het vroom is, houdt iemand er dus van, maar het is niet vroom omdat iemand ervan houdt?

EUTH Blijkbaar.

SO Maar omdat het vrome door de goden bemind wordt, is het bemind en godgevallig. Niet?

EUTH Inderdaad.

SO Dus is hetgene dat door de goden geliefd is niet vroom, Euthyphro, noch is het vrome door de goden geliefd, zoals jij zegt, maar het zijn twee verschillende dingen.

EUTH Waarom, Sokrates?

SO Omdat wij het erover eens waren dat vroomheid daardoor wordt geliefd, omdat het vroom is, maar niet doordat het geliefd wordt vroom is. Toch?

EUTH Ja.

SO En het godgevallige, zeiden we, omdat het door de goden bemind wordt, is godgevallig door dat bemind-worden zelf; en het is niet wegens het godgevallig-zijn dat het bemind wordt.

EUTH Jij spreekt de waarheid.

SO Maar als vroomheid en godgevalligheid hetzelfde was, Euthyphro, als vroomheid geliefd is omdat het vroom is, en het godgevallige geliefd wordt omdat het godgevallig is, en als godgevallig godgevallig is omdat het door de goden geliefd wordt, is dan ook vroomheid vroomheid omdat het geliefd wordt? Maar in feite ziet u dat het tegenovergestelde het geval is, omdat die twee zaken radicaal van elkaar verschillen. Het ene immers (het godgevallige) kan maar bemind worden, omdat het door iemand bemind wordt; het andere echter (het vrome) wordt maar bemind omdat het van die aard is, dat het bemind kan worden. Ook ziet het er naar uit, Euthyphro, alsof u, op mijn vraag wat de vroomheid wel is, me niet de natuur ervan hebt willen aantonen, maar slechts een toevalligheid, die aan dat vrome is overkomen: namelijk het feit van bemind te worden door alle goden. Wát het is hebt u nog niet gezegd. Als u er dus niets op tegen hebt, verberg het me dan niet, maar zeg me nog eens van het begin af: wat is nu eigenlijk de essentie van het vrome, om 't even of het bemind wordt door de goden of welke toevalligheid het ook ondergaat. Over dit laatste willen we immers niet redetwisten. Alleen vraag ik u me eens bereidwillig te zeggen wat het vrome is, en wat het zondige.

EUTH Maar Sokrates, zo kan ik u niet zeggen wat ik meen: want telkens wanneer we een definitie voorstellen wil ze niet blijven waar we haar kunnen grondvesten!

SO Ons geval lijkt, Euthyphro, wel op dat van Daidolos, onze voorvader. Als ík nu nog die beweringen naar voren had gebracht en die stellingen had opgetrokken, dan zou u vermoedelijk uw schouders ophalen en zeggen dat het, met zo'n voorgeslacht, niet te verwonderen is dat ook mijn constructies - woordconstructies dan - aan de haal gaan en niet willen blijven waar iemand ze plaatst. Maar nu zijn het uw beweringen: zodat we dan ook een andere geestigheid moeten vinden. Want, zoals u zelf ook vindt, het zijn uw stellingen die niet willen blijven.

EUTH Maar ik vind dat de geestigheid vrij goed, origineel, toepasselijk is op wat we gezegd hebben. Want als onze stellingen weggaan en niet op hun plaats willen blijven, dan ben ik het niet die er die ongedurigheid heb ingelegd. Dat is uw werk, Daidalos! Als het van mij afhing, zouden ze blijven.

SO Dan zal ik nog erger worden in die kunst dan mijn beruchte voorvader, voorzover hij alleen maar voor zijn eigen produkten bewerkte dat ze gingen lopen, terwijl ik het blijkbaar niet enkel voor de mijne doe, maar ook voor die van anderen! En het geestigste van mijn kunnen is wel, dat ik zo knap ben zonder het zelf te willen! Want ik zou slechts één ding wensen: dat mijn betogen stevig en onwrikbaar gegrondvest bleven. En al de rijkdommen van Tantalos gevoegd bij al de knapheid van Daidalos zouden voor mij daar niet tegen kunnen opwegen. - Maar genoeg daarover! Ik heb de indruk dat u verwend bent. Ik zal dan ook maar mijn best doen om u te helpen mij te leren wat vroomheid is. En geef het niet te snel op! Kijk eens hier: denkt u niet dat alles wat vroom is, noodzakelijk rechtvaardig moet zijn?

EUTH Inderdaad.

SO En is al het rechtvaardige vroom? Of is al het vrome rechtvaardig, maar niet al het rechtvaardige vroom, maar is vroom een deel ervan, of ook iets anders?

EUTH Ik kan niet volgen wat je zegt, Sokrates.

SO Jij bent dan wel jonger dan ik, maar lang niet zo wijs! Maar, zeg ik, je bent verwend door je wijsheid. Maar, beste, span jezelf in: want het is niet moeilijk te begrijpen wat ik zeg. Want ik zeg het tegengestelde van wat de dichter dichtte toen hij dichtte: En Zeus de schepper die alles tot stand bracht, wil hij niet ...: want waar vrees is, is ook schaamte.

Ik verschil met deze dichter van mening. Zal ik je zeggen waarom?

EUTH Nou?

SO De bewering 'waar vrees is, is ook schaamte' lijkt me niet juist. Want velen vrezen, schijnt me, honger en armoede en dergelijke dingen, maar zij schamen zich niet voor de dingen die zij vrezen: of denk je iets anders?

EUTH Nee.

SO Maar waar schaamte is, is ook vrees: want is er wel iemand die een gevoel van schaamte en ontzag voor iets ondervindt, en die niet tevens beducht is en vol vrees voor een reputatie van slechtheid?

EUTH Jaja.

SO Dat had hij dus geen gelijk toen hij zei: 'waar vrees is, is ook schaamte.' Maar waar schaamte is is ook vrees, en niet overal waar vrees is is schaamte: Want ik denk dat vrees groter is dan schaamte. Want schaamte is een deel van vrees, zoals oneven een deel is van getal, zoals niet overal waar getal is, oneven is, maar overal waar oneven is wel getal. Volg je me nu?

EUTH Jazeker.

SO Zo was ook de zin van mijn vraag van zoeven. Waar rechtvaardigheid is, is ook vroomheid? Of is rechtvaardigheid waar vroomheid is, en is rechtvaardigheid niet overal waar vroomheid is? Want is vroomheid een deel van rechtvaardigheid? Zullen we het zo zeggen of denk jij iets anders?

EUTH Nee, zo denk ik het ook. Want het lijkt me dat je juist spreekt

SO Kijk dan eens hiernaar. Als vroomheid een deel is van rechtvaardigheid, is het noodzakelijk dat wij, naar het schijnt, dat deel van de rechtvaardigheid vinden dat vroomheid zou zijn. Als jij me iets zo vragen van wat net gebeurde, zoals .. zou ik zegen dat...

EUTH Zeker!

SO Probeer dan ook mij op die manier te leren welk deel van de rechtvaardigheid de vroomheid is, opdat wij ook aan Meletos kunnen zeggen dat wij geen onrecht doen noch dat hij ons moet aanklagen wegens goddeloosheid, omdat ik bij jou voldoende heb geleerd wat vroomheid is en wat niet.

EUTH Dit schijnt mij toe, Sokrates, dat dat deel van de rechtvaardigheid vroom en godgevallig is, wat de zorg voor de goden betreft, en het overige deel van de rechtvaardigheid wat de zorg voor de mensen betreft.

SO En jij schijnt aan mij goed te spreken, Euthyphro. Maar ik vraag me nog een ding af: want ik begrijp niet wat jij die zorg noemt. Want u zegt toch niet dat, net zoals er verschillende manieren bestaan om voor allerlei dingen te zorgen, zo is er een zodanige ook voor de goden - dat zeggen we toch - zoals we zeggen dat niet iedereen weet hoe hij voor de paarden moet zorgen, maar enkel de paardenknecht. Of niet?

EUTH Zeker.

SO Want de vaardigheid van de paardenmenner bestaat eruit paarden te verzorgen, nietwaar?

EUTH Ja.

SO En niet iedereen weet hoe hij voor honden moet zorgen, behalve de drijver voor de hondenjacht.

EUTH Zo is het.

SO Want de vaardigheid van die drijver bestaat eruit honden te verzorgen.

EUTH En zo is ook de veeteelt een zorg voor het vee.

SO En de vroomheid en godgevalligheid is een zorg voor de goden? Zeg je dat?

EUTH Uhuh.

SO Maar bewerkt elke vorm van zorg dan niet éénzelfde effect, te weten: een zeker welzijn, een zeker nut voor hem die verzorgd wordt? Zo ziet u toch ook dat de paarden, door de kunst van de paardenkenner verzorgd, daar nut uit halen en beter worden. Of meent u van niet ?

EUTH Jawel.

SO En de honden door de drijver, en het vee door de veehouder, en de andere dingen door dergelijke dingen? Of denkt u soms dat een verzorging ten doel heeft schade te doen aan wat verzorgd wordt?

EUTH OMG nee!

SO Maar integendeel het nut beoogt?

EUTH Tuurlijk.

SO En omdat vroomheid een zorg is voor de goden, is het dan ook nuttig voor de goden en maakt het ze beter? En beaamt u dat, telkens wanneer u iets vrooms doet, een of andere god er beter door wordt?

EUTH Nee joh!

SO Ik dacht al dat je dit niet zei - echt niet - maar de reden waarom ik u vroeg wat u dan wèl verstaat onder 'zorg voor de goden', was juist dat ik meende dat u het zo niet bedoelde.

EUTH En dat is maar goed ook, Sokrates, want dat zei ik ook niet.

SO Dat zal wel: maar wat mag vroomheid dan wel voor zorg voor de goden zijn?

EUTH Dezelfde, o Sokrates, als die de slaven voor de meester hebben.

SO Ik begrijp het: het is dus een of andere dienst, naar het schijnt, voor de goden.

EUTH Inderdaad.

SO Zou je me kunnen zeggen waar de dienst van de dokter op is gericht (om wat tot stand te brengen), is dat niet de gezondheid?

EUTH Jaja.

SO En waar is de dienst van de scheepsbouwer op gericht? Tot de totstandkoming van wat?

EUTH Dat is duidelijk, o Sokrates, tot de scheepvaart.

SO En de dienst van de huizenbouwer is gericht op het bouwen van huizen?

EUTH Klopt.

SO Zeg me dan, beste: tot het bewerkstelligen van wat is de godsdienst dan gericht? Want het is duidelijk dat jij dat weet, want jij zegt goddelijke dingen het beste te weten van de mensen.

EUTH En ik spreek de waarheid, o Sokrates.

SO Ze me bij Zeus dan wat de goden dan voor prachtig werk totstandbrengen door onze godsdienst?

EUTH Vele en mooie dingen, o Sokrates.

SO Maar ook de legeraanvoerders doen dat, vriend: maar jij zou gemakkelijk de hoofdlijn daarvan aan kunnen geven, dat zij de overwinning in de oorlog totstandbrengen. Of niet?

EUTH Ja.

SO En ook de boeren brengen, meen ik, vele en mooie dingen tot stand: maar ook daarvan zou je de hoofdzaak aan kunnen geven, namelijk dat zij voedsel uit de grond halen.

EUTH Inderdaad.

SO Maar wat is de hoofdzaak dan van de vele en mooie dingen die de goden tot stand brengen? Wat is de hoofdzaak van hun werk?

EUTH En ik heb je net gezegd, Sokrates, dat dat veel werk zou zijn om nauwkeurig uit te vinden hoe het met die dingen staat. n grote trekken zou ik zeggen: dingen weten te doen of te zeggen die de goden genoegen doen, door gebed en offer, dàt is vroomheid. Zulke dingen verzekeren het behoud zowel voor de afzonderlijke families als voor de staatsgemeenschappen. Het tegendeel van wat de goden behaagt, is goddeloos en dat is precies wat alles ondersteboven keert en te gronde richt.

SO Dan had u toch, als u wilde, veel korter de hoofdzaak kunnen aangeven van wat ik vroeg? Maar bent niet bereidwillig om me te onderwijzen - dat is duidelijk. Dat is duidelijk. Ja, u stond op het punt het te doen, maar u hebt het hazepad gekozen. En nochtans, had u dat antwoord gegeven, dan zou ik van u voldoende te weten gekomen zijn wat vroomheid is. Maar kom, de minnaar kan niet anders dan zijn geliefde volgen, waarhen deze hem ook leidt. Wel, zeg dan nu eens: hoe bepaalt u nu het vrome en de vroomheid? Als een soort kennis van offeren en bidden?