Hoofdstuk 12, tekst A: taaloefeningen
Categorie: Boek > Fortuna > Boek 1 nieuwe druk
A:
1. virtute / virtutibus
2. nocte / noctibus
3.servo / servis
4. dono / donis
5. iudice / iudicibus
6. aqua /aquis
7. consule / consulibus
8. nomine / nominibus
9. corpore / corporibus
10. nuntio / nuntiis

B. B.
1. gen. ev., dat. ev., nom. mv. (vrl.)
2. abl. ev. (vrl.)
3. dat./abl. mv. (mnl.)
4. nom. ev., abl. ev. (vrl.)
5. nom./acc. mv. (onz.)
6. dat./abl. mv. (onz.)
7. abl. ev. (onz.)
8. nom./acc. ev. (onz.)
9. dat./abl. ev.
10. acc. ev. (vrl.)
11. abl./dat. ev.
12. dat./ abl. ev.
13. gen. mv. (mnl.)
14. acc. mv. (vrl.)
15. dat./abl. mv. (mnl.)
16. dat./abl. mv. (mnl.)
C.
puellae, geen ablativus ev.
periculo, geen ablativus of dativus mv.
filiis, geen ablativus ev. / templo, geen ablativus
iuveni, geen ablativus ev.
homo, geen ablativus ev.
D.
1. Waarom heb je je zoon uit huis verdreven?
2. Het volk was niet tevreden over het wrede oordeel.
3. De Etrusken wilden altijd met de Romeinen oorlog voeren.
4. Wij wonen in een mooi huis.
5. Uit alle steden waren burgers aanwezig.
6. Jullie hielden na een lang hevig gesprek over het meisje vrede met de vijanden.
(en dan de volgende blz.)
7. Wie heeft mij geholpen met de gesprekken?
8. Hij zei het plan van de consuls wegens de vijand.
9. Jij beviel mij in een veld te leven.
10. Zij is de dochter van een wrede moeder (Zij is uit een wrede moeder geboren.)