Hoofdstuk 19, tekst B
Categorie: Boek > Disco > Boek 1
Veturia en Volumnia, die de twee kleinkinderen van Coriolanus droeg, gingen met de vrouwen naar het kamp. Zodra zij daar aangekomen waren, hebben vrienden van Coriolanus bericht dat een heel grote stoet vrouwen aanwezig was. Coriolanus weigerde echter de vrouwen te horen. Toen zei een van de vrienden, die Veturia en Volumnia onder de vrouwen had zien staan: Kijk, zowel je moeder en je echtgenote als je kinderen zijn aanwezig. Vervolgens sprong Coriolanus, die zijn moeder wilde kussen, trilllend uit zijn zetel naar voren. Veturia echter zei zich afwendend: Voordat ik je omhelzing aanvaard, zeg mij: ben ik naar een vijand of naar mijn zoon gekomen? Ben ik krijgsgevangene of moeder in jouw kamp? Heb jij dit land kunnen verwoesten, dat jou heeft voortgebracht en gevoed? Kwam bij jou niet, toen je Rome zag, op? Binnen deze muren zijn mijn huis en de penaten, mijn moeder, echtgenote, kinderen.
De woorden van zijn moeder hebben Coriolanus zeer ontroerd: hij heeft zijn moeder en echtgenote omhelsd en zond hen weg; zelf heeft hij het kamp van de stad verplaatst. Nadat hij zijn legioenen van het Romeinse akkerland had weggevoerd, is hij korte tijd later gestorven.