De Bello Gallico VI
Categorie: Auteur > Caesar
VI. 11
1 Aangezien ik op dit punt aangekomen ben, schijnt het niet vreemd te vertellen over/van de gewoonten van Gallië en Germanië en hoe deze volkeren onderling verschillen.
3 In Gallië zijn niet alleen partijen in alle staten en in alle districten en delen daarvan, maar zelfs in bijna elke familie zijn er partijen, en van die partijen zijn de leiders zij, die naar het oordeel van de Galliërs gemeend worden het hoogste gezag te hebben en tot het oordeel en vonnis van wie de eindebeslissing over alle zaken en plannen toevalt. En dit schijnt met deze bedoeling van oudsher ingesteld te zijn opdat niemand uit de plebs/het volk tegen een machtigere hulp zou ontberen.
9 Iedere leider duldt immers niet dat zijn (eigen) mensen onderdrukt en in het nauw gebracht worden, (en) als hij anders doet/handelt heeft hij geen enkel gezag onder de zijnen. Ditzelfde systeem is in heel Gallië in zijn geheel want alle staten zijn verdeeld in twee delen/partijen.

VI.12
13 Toen Caesar in Gallië kwam, waren de Haedui de leiders van de ene partij en de Sequani van de andere. Omdat dezen op zichzelf minder macht hadden, aangezien het hoogste gezag van oudsher in de handen van de Haedui was en de groepen afhankelijken van hen groot waren, hadden zij de Germanen en Ariovistis aan zich verbonden en hen met grote opofferingen en beloften tot zich gebracht hadden.
Nadat een behoorlijk aantal gevechten gunstig verlopen was, en nadat de hele adel van de Haedui gedood was, hadden ze zoÂ’n macht gekregen, dat:
- ze een groot deel van de beschermelingen van de Haedui naar zich toe deden overlopen;
- en ze als gijzelaars de zonen van de aanzienlijksten in ontvangst namen;
- ze dwongen in het openbaar plechtig te zweren dat ze niets zouden ondernemen tegen de Sequani en een deel van het buurland, dat met geweld bezet was;
- dat ze dat in bezit hielden;
- en dat ze de hegemonie over heel Gallië waren.
Diviciacus, nadat hij er door noodzaak toe gebracht was, nadat hij vertrokken was naar Rome naar de senaat om hulp te vragen, was onverrichterzake teruggekeerd.
25 Nadat er een verandering van zaken door de komst van Caesar teweeggebracht was, doordat de gijzelaars aan de Haedui waren teruggegeven, nadat de oude cliënten waren teruggegeven, en nadat er nieuwe waren verworven door toedoen van Caesar, omdat zij, die zich bij hun vriendschapsverdrag hadden aangesloten, zagen dat ze met een betere toestand te maken hadden en met een billijker/rechtvaardiger bestuur, doordat ook in andere opzichten de invloed en waardigheid waren vergroot, waren de Sequani de hegemonie kwijtgeraakt.
In hun plaats waren de Remers gekomen.
30 (En) omdat men begreep dat zij ten overstaan van Caesar in gelijke gunst stonden (met de Haedui) stelden zij, die zich wegens oude veten op bijna geen enkele manier met de Haedui konden verbinden, zich onder bescherming van de Remi. Zij beschermden dezen ijverig/nauwgezet.
Dus hielden zij zowel de nieuwe als de plotseling verkregen macht vast.
Het stond er zo voor, dat de Haedui als de verreweg belangrijksten werden beschouwd, en dat de Remi een tweede plaats van aanzien/waardigheid bezetten.

VI. 13
1 In geheel Gallië zijn er van díe mensen die enigszins in tel en aanzien zijn, twee soorten. Want de plebs wordt bijna als slaven beschouwd, omdat zij niets durft uit zichzelf en bij geen beleid betrokken wordt. Wanneer de meesten óf door schuld, óf door de grootte/hoogte van de belastingen, óf door onrecht van machtiger mensen onderdrukt worden, verklaren zij zich tot slaven.
Alle rechten zijn hetzelfde voor de adellijken tegenover hen, als er zijn voor meesters tegenover slaven. Maar van deze twee soorten is de ene die van de druïden en de andere die van de ruiters.
8 Zij (druïden) houden zich bezig met goddelijke zaken; zij zorgen voor openbare en privé-offers, zij interpreteren/verklaren godsdienstige verschijnselen.
Een groot aantal jonge mensen komt samen naar hen, wegens de leer (=om te leren) en ze zijn bij hen in hoge/grote eer.
Want zij besluiten over bijna alle openbare en particuliere betwistingen en als een of andere misdaad gepleegd is, als er een moord begaan is, bij betwisting over erfenis of gebied/grond, beslissen dezelfden en stellen zij beloningen en straffen vast (en) als óf een particulier óf een volk zich niet voegt naar hun decreet/besluit, doen zij hen in de ban.
Deze straf is voor hen de allerzwaarste. En aan hen, voor wie dit verboden/ontzegd is, dezen worden gerekend tot het aantal van goddelozen en misdadigers, allen gaan hen/dezen uit de weg en zij ontvluchten de omgang en het gesprek met hen, opdat zij niet enige schade oplopen door besmetting en niet wordt aan hen recht gedaan, wanneer zij erom vragen en geen enkele eer wordt aan hen toebedeeld.
19 Eentje is er echter de baas over alle druïden, die de hoogste macht onder hen heeft.
Wanneer deze dood is, volgt, als iemand uit de overigen uitblinkt in waardigheid, die hem op, of als er meerderen gelijk zijn, (dan) wordt hij door een stemming van de druïden gekozen. Soms strijden zij echter met wapens om de hoogste positie.
23 Gedurende een zekere tijd van het jaar houden zij zitting in het land/gebied van de Carnutes, welk voor het middelpunt van heel Gallië gehouden wordt, op een gewijde plek.
Allen, die onenigheden hebben, komen van overal vandaan hiernaartoe samen, en ze gehoorzamen aan hun besluiten en oordelen.
Er wordt geloofd/men gelooft dat de(ze) leer in Britannia is ontstaan en daarvandaan naar Gallië overgebracht is, en nu vertrekken zij die de zaak/dit/dit systeem zorgvuldiger willen leren kennen tamelijk vaak daarheen om te leren.

VI. 14
29 De druïden zijn gewend niet aan de oorlog deel te nemen, noch betalen zij, zoals de overigen belasting. Ze hebben vrijstelling van militaire dienstplicht en zij hebben ontheffing van alle verplichtingen.
31 Door zulke grote beloningen/voorrechten aangelokt komen velen zowel uit eigen beweging tot de leer en ze worden door ouders en verwanten gestuurd. Men zegt dat ze daar een groot aantal verzen uit hun hoofd moeten leren. Daarom blijven sommigen twintig jaar bij het leren.
34 Noch menen zij dat het geoorloofd is dit (deze dingen) aan het schrift toe te vertrouwen, terwijl zij in bijna alle overige zaken, zowel openbare als privé-zaken, Griekse letters gebruiken. Zij schijnen dit om twee redenen ingesteld te hebben, omdat zij noch willen dat de leer verspreid wordt onder het volk, noch dat zij die het leren, vertrouwend op het schrift, hun geheugen minder oefenen, (iets) wat doorgaans bijna iedereen overkomt, namelijk dat zij door de steun van het schrift de nauwgezetheid in het uit het hoofd leren en het geheugen laten verslappen.
40 In de eerste plaats willen ze hun leerlingen hiervan overtuigen, dat de geesten niet vergaan, maar na de dood van de een naar de ander verhuizen, en zij menen dat ze hierdoor het meest tot moed worden aangezet, omdat de angst voor de dood verwaarloosd wordt. Bovendien/verder geven zij veel uiteenzettingen over de sterren en hun beweging, over de grootte/omvang van de wereld en van de landen, over de aard der dingen, over de kracht en de macht van de onsterfelijke goden en dit geven ze door aan de jeugd.

VI. 15
45 De andere groep is die van de ruiters (ridders). Dezen houden zich bezig met de oorlog, wanneer de behoefte er is en er zich een of andere oorlog zich voordoet, iets wat voor de komst van Caesar bijna jaarlijks gewoon was te gebeuren, nadat zij onrecht aandeden of aangedaan onrecht afweerden, nemen allen deel aan de oorlog, en hoe aanzienlijker iemand is door afkomst en vermogen, des te meer horigen en cliënten heeft hij om zich heen. Dit kennen ze als enige vorm van invloed en macht.

VI.16
1 Het gehele volk van de Galliërs is ten volle in de ban van de godsdienst, en wegens die reden óf offeren zij hen die aangetast zijn door ernstigere ziekten en zij die in gevechten en gevaren verkeren, mensen bij wijze van offerdieren, óf maken zij de belofte te zullen offeren en zij gebruiken druïden als helpers bij deze offers, omdat zij menen dat als een leven van een mens niet wordt teruggeven voor het leven van een mens, de macht van de onsterfelijke goden niet verzoend kan worden, en ze hebben ingestelde offers van dezelfde soort van staatswegen.
7 Sommigen hebben godenbeelden met een reusachtige grootte, waarvan ze de met wilgentwijgen samen gevlochten ledematen vullen met levende mensen. De mensen worden, omringd door vuur, van hun adem beroofd nadat ze (de beelden) in brand gestoken zijn. Zij mensen dat de doodstraffen van hen, die gepakt zijn bij een diefstal, voor een roof of voor een of ander vergrijp, aangenamer/gunstiger zijn voor de onsterfelijke goden. Maar wanneer de voorraad van dit soort (de mensen dus) niet groot genoeg is gaan zij zelfs over tot de executies van onschuldigen.

VI.17
13 Zij vereren Mercurius het meest van de goden. Van hem zijn er zeel vele godenbeelden, deze noemen zij de uitvinder van alle kunsten, zij zeggen dat deze de leider/gids is van (de) wegen en (de) tochten, dat deze bij het verdienen van geld en bij de handel de grootste invloed heeft. Na deze vereren ze Apollo, Mars, Jupiter en Minerva.
17 Over dezen hebben ze bijna dezelfde mening als de overige volkeren: dat Apollo ziekten verdrijft, dat Minerva de beginselen bijbrengt van handenarbeid en kunstvaardigheid, dat Jupiter de heerschappij over de hemelbewoners heeft en dat Mars de oorlogen bestuurt. Aan deze, wanneer ze besloten hebben te strijden met een gevecht/ een gevecht te leveren, wijden ze meestal de dingen die ze in de oorlog veroverd hebben. Wanneer ze overwonnen hebben offeren zij de veroverde/ingenomen levende wezens en brengen zij de overige dingen op een plaats samen. Het is mogelijk in vele staten opgebouwde stapels van dingen op gewijde plaatsen te zien. Het is niet vaak gebeurd, dat iemand het durfde met verwaarlozing van de godsdienst om óf de buitgemaakte dingen bij zich te verbergen, of de (op stapels) geplaatste (dingen) weg te nemen, en de zwaarste doodstraf voor deze zaak is door folteringen vastgesteld.

VI.18
1 De Galliërs verkondigen allen dat zij van Pluto afstammen en ze zeggen dat dit door de druïden is overgeleverd, Wegens deze reden bepalen zij elke tijdsruimte niet naar het getal der dagen maar naar het getal der nachten. Verjaardagen en het begin van maanden en jaren berekenen ze zo, dat de dag volgt op de nacht.
5 Zij verschillen in de overige instellingen van het leven hierin bijna van de overige volkeren, namelijk dat zij hun kinderen, behalve wanneer ze opgegroeid zijn, zo dat zij de militaire dienstplicht kunnen verdragen, omdat zij hun kinderen niet dulden openlijk naar hen toe te gaan, en zij beschouwen het als schandelijk dat een zoon op jongensleeftijd zich in het openbaar onder de ogen van zijn vader vertoont.

VI.19
9 Mannen voegen zoveel uit hun eigen goeden, nadat een schatting gemaakt is, bij de bruidsschat, als ze aan geld van hun echtgenotes in naam van de bruidsschat gekregen hebben. Het beheer van al dit geld wordt gezamenlijk beheerd en de opbrengsten worden bewaard. Wie van het beiden het langst leeft, tot diegene komt het deel van beiden met opbrengsten van vroegere tijden.
14 (De) mannen hebben de macht over leven en dood jegens hun vrouwen en tegenover hun kinderen, en wanneer de heer des huizes van vrij aanzienlijke afkomst overleden is, komen verwanten van hem samen, en wanneer dit overlijden verdacht lijkt, dan stellen ze een onderzoek in naar de vrouwen op de manier van een slaaf, en als het vermoeden bevestigd is, doden zij de gefolterde vrouwen met vuur en met allerlei martelingen.
19 De begrafenissen zijn in verhouding tot de levenswijze van de Galliërs groots en kostbaar, en alle dingen waarvan ze menen dat die dierbaar waren voor de levenden, die brengen ze naar het vuur, zelfs dieren, en kort geleden werden slaven en bedienden van wie vaststond dat ze door hen bemind waren, samen met hen verbrand, nadat behoorlijke begrafenisplechtigheden voltooid waren.