Hoofdstuk 5 (Aeneïs): Dido smeekt Aeneas om te blijven (314-330)
Categorie: Boek > Via Nova > Boek 4
Vlucht je voor mij? Bij deze tranen en jouw rechterhand – aangezien ik zelf voor mij, ongelukkige, niets anders meer heb overgelaten -, bij onze verbintenis, bij ons begonnen huwelijk, als ik me ooit in enig opzicht tegenover jou verdienstelijk heb gemaakt of als er voor jou ooit iets liefs van mij geweest is, heb medelijden met mijn instortend huis en, smeek ik, als er nog enige plaats is voor smeekbeden, laat deze gedachte los. Wegens jou haten de Lybische volken en de stamhoofden van de Nomaden mij en de Tyriërs (zijn) bitter gestemd. Wegens diezelfde jou is mijn eergevoel vernietigd en mijn vroegere reputatie, waardoor alleen al ik tot de sterren reikte. Voor wie verlaat jij mij, ten dode opgeschreven, gast – omdat deze naam alleen overblijft van echtgenoot - ? Waarop wacht ik hier? Soms totdat mijn broer Pygmalion de stadsmuren vernietigt of de Gaetulische Iarbas mij gevangen meevoert? Als er tenminste door mij van jou een kind ontvangen was geweest voor jouw vlucht, als er voor mij een kleine Aeneas in het paleis zou spelen, die jou toch door zijn gezicht terug zou brengen, dan zou ik me niet geheel en al genomen en verlaten voelen.