Hoofdstuk 35, tekst 1: De kunst der welsprekendheid
Categorie: Boek > Via Nova > Boek 2 (Oude Druk)
Lucius en Marcus zaten op de traptreden van de Basilica Julia. ln het plaveisel was een speelbord uitgehakt, waarop ze de stenen of vooruitzetten of terugzetten. De soldaten van Lucius werden erg in het nauw gebracht, omdat ze immers, in welke richting ze ook gezet werden, door de soldaten van Marcus ingesloten werden. Tenslotte riep Marcus uit: Ik heb je mat gezet! en pakte de laatste steen van Lucius. Door jou word ik altijd verslagen, zei Lucius. Wil je nog een keer spelen7, vroeg Marcus, terwijl hij de stenen terugzet. Eenmaal zou ik van je willen winnen, antwoordde Lucius. Zoveel ijver pasten zij toe op hun spel dat zij Lucia's echtgenoot Aulus niet hoorden naderen. Wie van beiden wint (er)?, vroeg hij. . Lucius, opgeschrikt: Natuurlijk zal Marcus winnen. Verv,olgens begroetten de jongens Aulus en vroegen wat hij in de Basilica had gedaan. En die antwoordde dat hij door een client ter ondersteuning er bij geroepen was. Om reden van ondersteuning van mijn client was ik in de Basilica. Hij is door een valse aangifte, dat hij nl. ten onrechte een erfenis had aangenomen (subj.reden) voor de rechter gedaagd. Ik heb met succes zijn zaak voor de praetor bepleit. Ik wil/zou ook de kunst van het pleiten goed twillen) Ieren, zegt Lucius. En Aulus: Door goed te pleiten zal je velen kunnen helpen. Ik voor mij gebruik graag iedere mogelijkheid om de beklaagde te helpen. Met geluk/winnend/onder een gelukkig gesternte een of ander pleidooi houden voor een rechter brengt en genoegen en roem. Bij Hercules, het pantser en het zwaard verschaffen in de slaglinie niet sterker bescherming dan de welsprekendheid van de redenaar voor de rechtbank. Zal je (ooit) Cicero evenaren in welsprekendheid7 Noch ik, noch iemand zal Cicero in welsprekendheid evenaren. Niet alleen op het Forum, maar ook in de Curia ( = het Senaatsgebouwl en tijdens/op politieke bijeenkomsten overtrof hij allen door de roem van het spreken. In de tijd van Cicero moest iedere redenaar de gunst van iedereen alleen door zijn welsprekendheid verkrijgen/zien te krijgen. Niet alleen om eer te verkrijgen, maar ook om ambten te bekleden moest de redenaar opvallen door zijn welsprekendheid. Tijdens het dingen naar een ambt/de verkiezingstijd trachtte hij clienten en het volk ertoe over te halen dat zij gemeenschappelijke zaken niet verraadden; de edelen toonde hij aan hoezeer het van belang was dat hij als magistraat gekozen werd. (coni.v.d.afh.vr.) Wie dong naar de praetuur of het consulaat verplichtte later bovendien sommigen van de ridders en senatoren aan zich door zijn hulp. Bij het uitbrengen van hun stem in de comitia hebben ze die dienst niet vergeten. Maar vandaag roept de wil van onze keizer juist de besten tot ereambten.