Tekst 11:
Categorie: Boek > Bello Gallico > Boek 3
Dus stuurde hij Titus Labienus de onderbevelhebber naar de Treveri, die zeer dicht bij de rivier de Rijn zijn, met de ruiterij. Aan hem droeg hij op, dat hij naar de Remi en de overige Belgen ging en dat hij hen in onderdanigheid hield en dat hij de Germanen, die werden gezegd te hulpontboden (te zijn) door de Galliërs/van wie werd gezegd dat ze ontboden waren. als ze probeerden met geweld de rivier met schepen over te steken, tegenhield. Hij beval Publius Grassus met twaalf legioencohorten en een groot aantal van de ruiterij naar Aquitania te vertrekken, opdat er geen hulptroepen vanuit deze stammen naar Gallië werden gezonden en zulke grote stammen werden verenigd. Hij zond Quintus Titurius Sabinus de onderbevelhebber met drie legioenen naar de Venelli, de Goriosolites en de Lexovii, die ervoor moest zorgen dat die troepenmacht uit elkaar gehouden moest worden. Hij stelde Decimus Brutus junior aan het hoofd van de vloot en de Gallische schepen, die hij bevolen had samen te komen uit het gebied van de Pictones en de Santoni en de overige onderworpen gebieden, en beval hem, zodra hij kon, naar de Veneti te vertrekken. Zelf haastte hij zich daarheen met de landmacht.