Tekst 3.8: Divide et impera
Categorie: Boek > Tablinum > Oude Druk
Toen op deze manier een verdrag was gesloten, namen de drielingen de wapens op. En hun krijgsmakkers spoorden elk van beiden aan: "De goden en het vaderland en jullie ouders, ieder die thuis is en ieder in het leger, zullen jullie en jullie gevecht in het oog houden."
Zo, van hun eigen natuur uit al woest en vervuld van de stemmen van hun kameraden, stappen ze in het midden tussen beide slaglinies vooruit. Het teken wordt gegeven en de jongemannen stormen vooruit. Bij de enen evenmin als bij de anderen staat hun eigen gevaar, maar het oppergezag ofwel de slavernij van hun volk voor ogen. Onder een angstige stilte van de toeschouwers kletteren de wapens en bliksemen de zwaarden. Dan vallen twee Romeinen. Bij hun val heft het gehele Albaanse leger van geweldige vreugde een geschreeuw aan, maar alle hoop verlaat al het Romeinse leger. Maar elke Albaan had wonden opgelopen, de derde Romein echter was ongedeerd van lichaam. Dus, hoewel hij helemaal niet opgewassen was tegen de drie tegelijk, was hij toch sterker dan ieder apart. Dan draait hij zich, alsof hij bang is voor het gevaar, om en slaat op de vlucht. Hij had al een eindje gelopen, terwijl het Romeinse leger jammerde en zijn vlucht beschimpte, toen hij omkeek. Hij zag dat tussen iedere vijand al een grote tussenruimte was. Want ze kwamen sneller of trager vooruit, naargelang hun wonden het hen toelieten. Dan keerde hij ineens met grote snelheid naar de eerste van hen terug. En terwijl het Albaanse leger, beangstigd door het plotselinge gevaar voor hun kameraden, de tweede en derde broer aanvuurde om zo snel mogelijk hun broer te hulp te komen, heeft Horatius deze al aangevallen. En de tweede Curiatius was nog niet aangekomen toen die eerste al gesneuveld was. Dan stonden de Romeinen, juichend van vreugde en hoop, hun soldaat met geroep bij. En deze haastte zich om de strijd af te maken en ging op de tweede Curiatius af. Dat was een korte strijd, die eerder een slachting dan een gevecht genoemd moet worden. Nu waren ze nog maar alleen over, maar noch in, noch in krachten aan elkaar gelijk. De ene was immers ongedeerd en driest door zijn dubbele overwinning en liep op een derde overwinning af, de andere sleepte zijn door wonden uitgeputte lijf naar de dood. En dat was dan ook geen gevecht. Juichend riep Horatius: "Twee vijanden heb ik aan de Schimmen van mij twee broers gegeven, met het bloed van deze derde hier, zal ik het oppergezag van de Romeinen en de slavernij van de Albanen bezegelen." En hij doodde hem, die nog nauwelijks zijn wapens kon vasthouden en beroofde hem van zijn wapenrusting.