Tekst 1.7: Het duel van de Horatii en de Curiatii
Categorie: Boek > Tablinum > Nieuwe Druk
1.7.1 Rome in oorlog met Alba Longa

De koning van de Albanen, Mettius Fufetius, leidde zijn troepen zo dicht als hij kon bij de vijand. Daarna stelt hij door middel van een officier dit aan Tullus voor :"Voor het gevecht, Tullus,integendeel, als het mogelijk is, in plaats van het gevecht , zou ik willen samenkomen en jou bepaalde dingen voorstellen waarover ik al lange tijd aan denk en die niet minder nuttig zijn voor het Romeinse belang dan voor het Albaans belang.
Tullus was het eens, maar stelt tegelijk zijn slaglinie op. Aan de andere kant deden de Albanen hetzelfde. Vervolgens komen de leiders tevoorschijn in het midden. Daar begint Fufetius dit te zeggen:"Niet ellendige zaken, Tullus, zijn de oorzaken van deze oorlog. Het is het verlangen naar macht dat onze 2 verwante en buurvolkeren te wapen roept. Maar ik waarschuw jou voor dit ene: de macht van de Etrusken is zowel voor ons als voor jullie dreigend nabij. Dat weet jij beter dan ik, want ze bedreigt jou van meer nabij. Wanneer jij dus het teken tot het gevecht geeft, zullen de Etrusken deze 2 slaglinies bespieden en na het gevecht zowel de winnaar als de overwonnene, allebei verzwakt en vermoeid, aanvallen. Het is dus beter een andere weg in te slaan en zonder grote verliezen en veel bloedvergieten de zaak voor beide volkeren te beslechten. Het bevalt Tullus, hoewel hij door de aard van zijn karakter en de hoop op overwinning meer geneigd was tot de oorlog dan tot de vrede. Toevallig waren er in elk van beide legers drielingbroers, in leeftijd en in kracht opgewassen tegen elkaar, die bij de Romeinen de Horatii heetten en bij de Albanen de Curiatii. Aan dezen stelden de koningen voor dat ze zouden vechten voor hun vaderland. Ze zijn akkoord met wat aan hen door de koningen voorgesteld wordt. Door een eed bevestigen de koningen dat wie wint de overwinnaar zou zijn .

1.7.2 Divide et impera

Na het sluiten van het verdrag onder deze voorwaarden, grijpen de drielingbroers de wapens. En elk van beide werd en door hun makkers aangespoord:"De goden en het vaderland en jullie ouders, al wie thuis en al wie in het leger is, zullen jullie en jullie gevecht bekijken." Dan gaan zij, van nature al onstuimig en opgehitst door hun maten, naar het midden tussen de 2 slaglinies. Er wordt een teken gegeven en de jongemannen stormen op elkaar af. Noch bij de Horatii, noch bij de Curiatii staat hun eigen gevaar voor ogen, maar de macht of de onderwerping van hun stam. Onder de angstige stilte van de toeschouwers kletteren de wapens en schitteren de zwaarden.

Dan sneuvelen 2 Romeinen. En bij hun val heft het Albaanse leger gezamenlijk met grote vreugde een geschreeuw aan. Alle hoop had echter het Romeinse legioen al verlaten. Maar de Albanen hadden elk apart wonden opgelopen, terwijl de 3de Romein echter was ongeschonden qua lichaam. Daarom, hoewel hij allerminst opgewassen was tegen de 3 tegelijk, was hij toch sterker dan elk apart. Dan keert hij zich om, alsof hij geschrokken was door het gevaar en vluchtte weg. Wanneer hij al een eindje gelopen had en het leger van de Romeinen al jammerde en zijn vlucht afkeurde, keek hij om. Hij zag dat er tussen de afzonderlijke vijanden al grote tussenruimtes waren. Want zij gingen minder of meer traag vooruit, naargelang hun wonden het toelieten. Dan keerde hij plotseling met een snelle vaart naar de eerste van hen terug. En terwijl het Albaanse leger, geschrokken door hun plotselinge gevaar voor hun soldaten, de 2de en de 3de broer ophitste om zo snel mogelijk hulp te bieden, viel de Horatiër deze al aan. En de 2de Curiatiër was nog niet aangekomen, wanneer de Horatiër die 1ste al doodde.

De Romeinen hielpen, juichend van vreugde en hoop, hun soldaat met geschreeuw. En die haastten zich om het gevecht af te maken en de 2de Curiatiër aan te vallen. Dit was een kort gevecht en moest eerder een slachting dan een gevecht genoemd worden. Zij bleven slechts elk apart over, maar noch qua hoop, noch qua kracht waren zij tegen elkaar opgewassen. De ene immers ging ongeschonden en woest door zijn dubbele overwinning vooruit naar zijn derde overwinning, de andere sleepte zijn lichaam vermoeid door de wonden naar de dood. En ook dat was geen gevecht. De Horatiër roept juichend: "Ik heb 2 vijanden aan de schimmen van mijn broers geschonken. Met het bloed van deze 3e vijand zal ik het rijk van de Romeinen en de onderwerping van de Albanen bevestigen. En hij doodt hem, die nog nauwelijks de wapens kan vasthouden en hij berooft hem van zijn wapens.

1.7.3 De misdaad van de overwinnaar

De Romeinen ontvangen juichend de Horatiër, de vreugde des te groter omdat de zaak bijna uitzichtloos was geweest. Ze begraven zijn broers op de dezelfde plaats waar de strijders gestorven waren. De Albanen doen hetzelfde met hun gesneuvelden. Vervolgens keren beide legers terug naar huis. De Horatiër ging de marscolonne voorop, de wapenbuit van de 3 Curiatiërs dragend. Voor de Porta Capena kwam zijn zus hem tegemoet, die verloofd was met een van de Curiatiërs. Deze aanriep haar dode verloofde met luide stem en vele tranen. Het gejammer en de tranen van zijn zus bij zijn overwinning en bij zo'n grote vreugde van het volk brachten de Horatiër tot woede en hij stak haar neer met zijn zwaard, terwijl hij roept:"Ga hier weg met jouw domme liefde voor jouw verloofde, jij die niet geeft om jouw dode broers en jouw levende broer, jij die niet geeft om jouw vaderland. Zo moet elke Romeinse vrouw omkomen, die de vijand beweent." Die misdaad scheen vreselijk in de ogen van de consuls en het gewone volk, maar zijn recente verdienste had de gemoederen voor hem gewonnen. Toch werd hij weggebracht naar de koning en beschuldigd voor moord op een verwante.

1.7.4 Pleidooi voor een schuldige zoon

De mensen werden enorm ontroerd in dat proces. Zij hoorden immers de vader van de Horatiër smeken en schreeuwen voor zijn zoon:

"Ik had 4 kinderen, Romeinen. Twee van hen zijn voor het vaderland gestorven, mijn dochter is gedood, maar oprecht gedood, want vijanden mogen niet beweend worden. Wil me nu toch ook niet van de laatste van mijn kinderen beroven." En hij zei, terwijl hij de wapenbuit van de Curiatiërs toonde:"Romeinse burgers, zullen jullie die man, die jullie als overwinnaar en getooid met deze wapenbuit de stad hebben zien binnengaan, wel, zullen jullie diezelfde man tussen de zweepslagen kunnen zien sterven? Doe maar, beul, bind de handen die de overwinning aan het Romeinse volk hebben gegeven vast; doe maar, dood jouw bevrijder met zweepslagen. Maar weet dat zijn heldendaden die terechtstelling zullen veroordelen.

Het volk kon de tranen van de vader niet verdragen: zij spraken hem vrij, meer wegens zijn moed dan volgens de wet en volgens het recht.