Tekst 10HH: Aeolus en Odysseus (p. 201)
Categorie: Boek > Stathmoi
Na vele gevaren bereiken wij het eiland van Aeolus, de heerser van de winden. Hij heeft zes zonen en zes dochters. Wanneer wij aankomen, is hij aan het eten samen met zijn kinderen. Hij ontvangt ons vriendelijk en nodigt ons uit op de maaltijd. Na de maaltijd sluit hij de winden op in een zak en hij vertrouwt die zak aan mij toe. Alleen de Zefier sluit hij niet op maar hij beveelt hem ons naar Ithaca, ons vaderland, te brengen. De 10de dag dan zien wij reeds in de verte de bergen van Ithaca. Een diepe slaap overvalt mij dan. Terwijl ik slaap, openen mijn vrienden hem, die menen dat de zak een grote schat bevat. Zij vinden daar helemaal geen schat in, maar de winden komen uit de zaken voeren ons schip met geweld weg van Ithaca. Tenslotte komen wij opnieuw aan bij het eiland van Aeolus. Aeolus is dus zeer verwonderd en hij luistert in stilte naar mijn woorden. Vervolgens wordt hij erg boos en hij roept dat hij ons niet meer wil helpen. "Want het is duidelijk" ,zegt hij, "dat de goden jou haten." Met schaamte dan en moedeloosheid gaan wij van hen weg. Vanaf dan zijn de winden voor ons ongunstig en ze laten ons niet toe naar ons vaderland te varen.